top of page

11 MAART 2014 - SJEF VAN DER VOORT HONDERD JAAR 

â–  Als mijn vader nog geleefd zou hebben, was hij vandaag honderd jaar geworden. Dat zou wat zijn geweest! Maar hij heeft al veel eerder de handdoek in de ring gegooid. Ik denk zelfs dat hij blij was, toen hij op 9 juni 1990, op 76-jarige leeftijd, zijn laatste adem kon uitblazen. Zijn gezondheid had een jaar of twee eerder immers een onomkeerbare, slechte wending genomen. Hij was te afhankelijk van anderen geworden, het zat er niet meer in dat hij nog ooit zou kunnen schilderen, waardoor een belangrijke katalysator om voor het leven te knokken, was weggevallen.

​

Maar ook al ga je dood, dood ga je nooit helemaal. Zeker een kunstenaar niet. Die blijft voortbestaan in zijn artistieke nalatenschap. In die zin leeft mijn vader voort tot in lengte van dagen. Honderden olieverfschilderijen, evenzovele aquarellen, talloze gebrandschilderde glas-in-loodramen, duizenden tekeningen en etsen bieden de na-hem-levenden de mogelijkheid kennis te maken met Sjef van der Voort en hen te laten genieten van zijn kunstenaarschap.

​

Op 23 januari 2009 is mijn vader nóg een keer gestorven – in artistieke zin, wel te verstaan. In ons Franse huis in het Picardische Nesle, daterend van ± 1875, met zijn authentieke aankleding bijna een museum op zich, hadden mijn vrouw en ik alle muren gedecoreerd met schilderijen van mijn vader en zijn kunstbroeder Harry Maas. Wat zou hij trots zijn geweest, als hij had kunnen zien hoe zijn door het Frans-impressionisme geïnspireerde kunstwerken een wel zeer bijzonder cachet aan ons maison de maître verleenden! Bij de artistieke aankleding van ons huis hadden we overigens wel een probleem: er zijn zóveel schilderijen van mijn vader bewaard gebleven – hij weigerde nu eenmaal hardnekkig om te exposeren en dus te verkopen, daar was-ie te verlegen voor –  dat niet alleen in elke kamer van ons Franse huis ettelijke werken hingen, maar dat er ook op zolder nog een honderdtal schilderijen stond te wachten op hún beurt om in de vele vertrekken geëxposeerd te worden.

​

Die ochtend, van de 23ste januari 2009, sprong de hoofdwaterleiding vlak voor onze voordeur. Vermoedelijk gebeurde dat rond een uur of vier ’s morgens. Het fel spuitende water spoelde het zand onder het fundament van een deel van ons huis weg en het onvermijdelijke gebeurde: toen sirenes ons om zeven uur wakker gilden, bleek een deel van de voorgevel van ons huis in een immens gat in het trottoir te zijn verdwenen. Toevallig was dat het gedeelte dat we hadden ingericht als bibliotheek, waarvan de hele inboedel eveneens in het gat was verdwenen. Enfin, ik heb elders al eens geschreven over de impact van het verlies van al de boeken die daar stonden. Waar het me hier om gaat, is dat er ook van mijn vader die dag veel artistiek werk onherroepelijk verloren is gegaan, of onherstelbaar vernield. In de bibliotheek lagen bijvoorbeeld de schetsboeken van zijn opleiding aan het Institut supérieur de Peinture de Bruxelles. Het waren twee volumineuze, in linnen gebonden cahiers met daarin de prachtigste studies. Ze zijn verdwenen, niet te vervangen, niet in geld uit te drukken.

​

Niet minder erg is wat er daarna gebeurde. De commandant van de pompiers vond zichzelf expert genoeg om te oordelen, dat de etages boven het gat in de voorgevel een serieus gevaar voor de veiligheid opleverden. Hij adviseerde de sous-prefect – op dat moment de hoogste in rang en de Fransen zijn strikt hiërarchisch geprogrammeerd – om de kamer op de eerste etage, die boven het gat gelegen was, net als het gedeelte van de zolder dat dáár weer boven lag, uit voorzorg af te breken. Dat alles speelde zich buiten mijn waarneming af. Ineens stond daar een grondverzetmachine met grijper. Toen die richting huis reed, waar vrachtwagens inmiddels met zand het gat in het trottoir hadden gedicht, bleek me pas wat de plannen waren. Ik haastte me naar de sous-prefect, een jongeman nog, gekleed in lange jas, bezig met zijn ontbijt-uit-een-zakje, en vertelde hem dat net op de plek waar de grijper ging happen, meer dan honderd kunstwerken stonden opgeborgen. Of die niet eerst weggehaald konden worden. Hij keek me glazig aan, gaf voor me niet te begrijpen en beet in zijn croissant.

​

Al bij de eerste hap die de grijper uit het pas gerestaureerde dak nam, vielen de eerste schilderijen naar beneden. Door een tweede ruk van de grijper volgden er meer. Als oud vuil vielen ze voor de rupsbanden van de kraan, op de zandhopen die er waren gestort. Toen leek de sous-prefect te snappen wat ik had gevraagd. Het vernielen werd stopgezet. De reeds gevallen werken werden voorzichtig door een ketting van pompiers naar een winkel tegenover ons huis doorgegeven – behalve als een pompier een naaktaquarel wist te bemachtigen; die bracht hij hoogstpersoonlijk, voorzichtig met twee handen dragend, met aandacht, naar de overkant.

​

Later konden we de schade opmaken. De wet van Murphy was ook bij deze ramp erg werkzaam geweest. Het waren vooral de mooiste werken die het meest hadden geleden. Het glas waarmee veel schilderijen en aquarellen waren ingelijst, was kapot en had en passant doek of papier beschadigd. Sommige schilderijen waren zó ongelukkig neergekomen, dat er grote winkelhaken in het doek waren gekomen. Vrijwel alle lijsten waren kapot, ontzet of  anderszins beschadigd. Schilderijen op hardboard waren gebroken.

​

Inmiddels is dat alles meer dan vijf jaar geleden gebeurd. Alle schilderijen staan al drie jaar in containers opgeslagen bij een verhuisbedrijf in Saint-Quentin. Op 25 maart 2014 vindt er een vergadering plaats, tijdens welke een expert d’art, opgeroepen door de verzekering van de tegenpartij, het beschadigde werk van mijn vader gaat onderwerpen aan zijn expertise. Er is namelijk een offerte voor de restauratie van alle beschadigde schilderijen en aquarellen van een restauratrice wier oordeel natuurlijk ter discussie moet worden gesteld.

​

Arme pa. Honderd zou hij zijn geworden vandaag. Dat hadden zijn nabestaanden moeten vieren met een expositie, met een mooi uitgegeven biografietje, misschien wel met de uitgave van een bloemlezing van zijn artistieke prestaties. In plaats daarvan gaat er binnenkort gechicaneerd worden over de vraag of zijn werk wel voldoende artistieke waarde heeft om de kosten van restauratie voor de verzekering te rechtvaardigen.

De kaken van de grijper staan weer klaar om de volgende hap schilderijen te nemen. Links buigen enkele pompiers zich over de reeds gevallen kunstwerken.

De mens als prooi

 

In Litteratura Serpentium jaargang 30 (2010), heeft Ruud de Lang een interessante bijdrage geschreven over rampzalige ontmoetingen tussen mens en reuzenslang. Uit recente berichtgeving blijkt dat zijn artikel van toen nog niets aan actualiteit heeft ingeboet. Onderstaande verschrikkelijke gebeurtenissen moeten dan ook gezien worden als een bescheiden toevoeging aan zijn lange lijst van gevallen, die liep tot aan 2010.

 

In The Guardian van 26 oktober 2022 berichtten Rebecca Ratcliffe en Reno Surya over een 54-jarige plantagewerkster op Sumatra, die ten prooi was gevallen aan een python van zo’n zeven meter. Jahrah, zoals de vrouw heette, was ’s morgens naar haar werk vertrokken, maar ’s avonds niet teruggekeerd naar huis. Haar man rapporteerde haar vermissing en ging naar haar zoeken. Op de plek waar ze gewoonlijk werkte, trof hij enkele attributen van haar aan: haar sandalen, haar hoofddoek,  jasje en de gereedschappen die ze gebruikte voor haar werk. Hij alarmeerde anderen en niet al te lang daarna ontdekten ze vlak bij de plaats waar de vrouw was verdwenen, een python. Het dier werd er al snel van verdacht iets te maken te hebben met de verdwijning van de vrouw, en nadat het was gevangen, troffen ze de vrouw inderdaad in de maag van het dier aan. Normaliter prederen pythons op kleinere prooien en zijn menselijke slachtoffers zeldzaam. Er is waarschijnlijk sprake geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden: een hongerige python van een behoorlijke lengte en een potentiële menselijke prooi, die wellicht qua postuur geen probleem heeft opgeleverd; of mogelijk heeft de vrouw de python tijdens haar bezigheden verstoord, daardoor een schrikreactie bij het dier teweeggebracht, met rampzalige gevolgen.

 

De schrijvers memoreren in hetzelfde artikel een voorval uit 2018, waarbij een reusachtige python op het eiland Muna bij Sulawesi een vrouw had verzwolgen. Ze was haar tuin in gegaan die aan de voet van een rots lag, waarvan het bekend was dat slangen in de grotten ervan leefden. In 2017 was een boer op Sulawesi ook slachtoffer geworden van een hongerige python. Olivier en Hope vermelden beiden ettelijke, deels dezelfde, verhalen over mensetende slangen. Soms zijn het verhalen van ‘horen zeggen’ – met alle onbetrouwbare gevolgen vandien, maar er is ook sprake van verslagen die gerenommeerde herpetologen hebben opgetekend en die daarom geloofwaardiger zouden moeten zijn. Vaak blijken mensen inderdaad wel eens te zijn opgegeten door pythons of anaconda’s, maar evenzovele keren hebben dergelijke slangen weliswaar mensen gedood, maar hun prooi vervolgens niét verorberd. Dan zou er sprake kunnen zijn geweest van een vergissing van de slang of een onvoorzichtigheid van de mens.

 

Niettegenstaande de vele reportages die berichten over reuzenslangen die mensen eten, zijn herpetologen het er met elkaar over eens, dat slangen weliswaar mensen kunnen doden, maar dat zelden doen. Reuzenslangen kunnen veel grotere prooien dan mensen aan en het is dan ook intrigerend waarom er zo weinig mensen ten prooi vallen aan pythons en anaconda’s. Mensen zijn immers relatief zwak, hebben geen scherpe klauwen en reusachtige kaken om zich te verdedigen. Dat is met de gebruikelijke prooien van pythons en anaconda’s wel anders.

 

Bizar zijn de vele broodje-aapverhalen, die slangenhouders waarschuwen voor slechte intenties van hun reuzenslangen. Internet en Youtube staan er vol mee. Het bizarst is wel het verhaal van een slangenhoudster die met haar python in bed sliep. Het dier zou op enig moment gestopt zijn met eten en zich naast haar uitgerekt hebben, alsof hij haar wilde opmeten. Toen de vrouw met een dierenarts over deze verschijnselen sprak, schrok die, en zou de vrouw gezegd hebben dat haar lievelingsdier voorbereidingen aan het treffen was om haar op te eten. Mensen die méér kennis van slangen dan de dierenarts hadden, ontzenuwden de waarschijnlijkheid van deze verklaring op overtuigende wijze.

 

Er mag één gebeurtenis, gerelateerd aan dit onderwerp, niet onvermeld blijven. Die betreft de actie van Paul Rosolie, die zich uit idealistische overwegingen liet verslinden door een anaconda. Rosolie is al jarenlang werkzaam in het Amazonegebied, en ziet met lede ogen de teloorgang van dat leefgebied van zoveel dieren en planten aan. Hij wilde daar een discussie over uitlokken en riep daarbij de hulp van een anaconda in. Het interview met Paul is terug te vinden op de site van Televizier op de datum 1 december 2014. Het blijkt dat zijn actie de nodige weerstand opleverde en dat een petitie van Discovery om uitzending van de reportage te voorkomen, door 40.000 mensen werd gesteund. Die hadden allemaal medelijden met de slang, terwijl er vanwege de (moedwillig aangestoken) branden in het Amazonegebied, branden waartegen hij nou net met zijn stunt wilde protesteren, tijdens Pauls stunt duizenden slangen verbrandden. Een petitie om het regenwoud te beschermen kreeg  slechts 159 handtekening! Op Youtube is een video te zien waarin de anaconda – het zal wel een exemplaar van Eunectus marinus zijn geweest - weinig moeite schijnt te hebben met het verorberen van zijn belager. Paul Rosolie was gekleed in een speciaal pak met een zuurstofvoorziening en contactmogelijkheden met het team dat kon ingrijpen, en werd pas verzwolgen, nadat hij de anaconda daartoe met pesterijen had uitgenodigd. Hij is al tot zijn middel in de slang verdwenen, als het filmpje stopt. Uit het interview blijkt, dat Paul de nodige beschadigingen heeft opgelopen, maar dat de anaconda weinig last schijnt te hebben ondervonden van zijn ongewilde zwelgpartij. Het was niet de bedoeling van Paul Rosolie om te bewijzen dat reuzenslangen mensen kunnen opeten, maar hij heeft dat met zijn stunt wél gedaan.

 

Literatuur

Bellosa, H., Dirksen L., & Auliya, M., Faszination Riesenschlangen. Mythos, Fakten und Geschichten. München, 2007.

Olivier, James A., Snakes in Fact and Fiction. New York, 1958.

Pope, Clifford. H., The Giant Snakes. The natural History of the Boa constrictor, the Anaconda and the largest Pyhtons. New York, 1961.

Lang, Ruud de, ‘De netpython (Broghammerus reticulatus) en de mens eten elkaar: dieren, eet smakelijk!’ Litteratura Serpentium jaargang 30 (2010) 254-269.

​

Eerder gepubliceerd in Litteratura Serpentium 42 (2022), 163-167.

​

​

​

​

​

bottom of page