top of page

Beet. Waarom we van slangen moeten houden
Roel Wouters,

​Nadat je eerst van 230 pagina’s ongelooflijk interessante, vaak persoonlijke informatie over slangen hebt gesmuld, mijmert Roel Wouters (28) in zijn dankwoord over een lastige vraag: ‘Heb ik er wel verstandig aan gedaan om een populairwetenschappelijk boek in het Nederlands te schrijven?’ Als jonge wetenschapper werkt hij immers continu samen met andere wetenschappers, meestal in internationaal verband. De taal waarin je dan met elkaar van gedachten wisselt of waarin je je bevindingen publiceert, is uiteraard het Engels. Ik begrijp zijn dilemma. Wetenschappers die serieus willen worden genomen, moeten verre blijven van hun moedertaal, tenzij die natuurlijk het Engels is. Verder draait wetenschap om objectief, herhaalbaar en integer onderzoek. De onderzoeker legt vast wat hij heeft gevonden, verbindt er conclusies aan en maakt zijn bronnen controleerbaar voor anderen. Daar past een taal bij die elke vorm van subjectiviteit vermijdt. Het gevolg is echter dat veel wetenschappelijke teksten, hoe waardevol ook, droog en stroef lezen. De vakgenoot neemt dat voor lief, maar de geïnteresseerde leek haakt al snel af.

 

Hoewel het op de eerste plaats om de úitkomsten van wetenschappelijk onderzoek gaat, is de wijze waarop die tot stand zijn gekomen vaak niet minder interessant. Maar daar lees je zelden iets over. Ziedaar, Roels dilemma: als subjectiviteit niet wenselijk is en objectiviteit contraproductief, wat doe je dan met die schat aan persoonlijke ervaringen die je bij elk veldonderzoek hebt opgedaan en die zó verdomd interessant zijn dat ze erom smeken om ook anderen van te laten smullen? Wel, dan waag je de sprong, dan ga je in je moerstaal schrijven.

 

Ik ben erg ingenomen met de uitkomst van zijn besluit. Ik prijs me gelukkig dat Roel er zich toe heeft kunnen zetten om op elk onbewaakt moment, tussen de vele veldonderzoeken door, de verse ervaringen die hij op tal van gevaarlijke, vrijwel ontoegankelijke plaatsen heeft opgedaan, in zijn moerstaal aan zijn laptop toe te vertrouwen. Tijdens lange vluchten of eindeloze treinreizen schreef hij de verslagen die nu samen dit heerlijke boek vormen.

 

De eerste pagina illustreert meteen de makke van een wetenschappelijke beschrijving van een voorval en de onovertrefbaarheid van een weergave van hetzelfde voorval in je moerstaal. Vergelijk: 'Er werd in een rioleringssysteem een exemplaar van Chironius scurrulus aangetroffen' met: 'Nog net zie ik een knalrode slangenstaart (…) verdwijnen (…) en zonder na te denken spring ik in de beerput op zoek naar de slang. Als ik in de beerput sta, realiseer ik me pas dat ik in de overloop van de toiletafvoer ben gesprongen. De drollen drijven naast me. Ik sta in een gat vol stront.’ De wetenschappelijke formulering laat aan duidelijkheid niets te wensen over, maar de onwetenschappelijke maakt duidelijk in wat voor omstandigheden onderzoek soms plaatsvindt, en wat een onderzoeker ervoor over moet hebben om een nauwkeurige observatie te kunnen doen. Ik, als leunstoelavonturier, vind dat machtig interessant.

 

Dat je in de bush grote roofdieren kunt tegenkomen, dat je met kleiner grut als giftige slangen, dito spinnen en kikkers overweg moet kunnen, en dat nóg kleiner spul als insecten, bacteriën en virussen het voortdurend op je gezondheid hebben gemunt, begrijpt iedereen. Maar de gevaren kunnen ook van een onverwachte kant komen! Als lezer ben je bijvoorbeeld, net als Roel, nog kilometers van een slang verwijderd, als je leest dat hij van een taxichauffeur het advies krijgt om op de achterbank te gaan líggen: ze rijden door één van de sloppenwijken van Kaapstad, en een blanke in een taxi is een verleidelijke prooi voor overvallers. Hoewel die het voornamelijk op je geld hebben gemunt, betekent dat niet dat je een eventuele overval met 100% zekerheid heelhuids overleeft. Als onderzoeker kun je dus ook met dít soort gevaren worden geconfronteerd.

 

Deze passages zijn illustratief voor Roels werkwijze. Elk van de drie hoofdstukken die deel uitmaken van de vier delen waaruit het boek bestaat, begint met een persoonlijke ervaring. Daarop volgt al gauw een ontmoeting met de slang waaraan dat hoofdstuk is gewijd. Roel gaat altijd met vooropgezette bedoeling op zoek naar een speciale slang – die hij ook altijd vindt in de biotoop waaraan de beoogde vondst zijn voorkeur geeft. Maar tussen persoonlijke introductie en het vinden van de uitverkoren slang, trakteert hij ons op heel veel interessante slangenzaken.

 

De eerste pagina’s van Beet zijn niet alleen illustratief voor de wijze waarop het boek is opgebouwd, ze bevatten ook een overtuigende uitleg van Roels drijfveer om de zin van zijn leven in de wetenschap te zoeken. Als hij de hierboven genoemde Chironius scurrulus (rode macheteslang) uit de beerput heeft opgevist en er daarbij niet zonder een beet vanaf is gekomen, gaat hij eerst met de slang onder de douche. Als de poep is afgespoeld, onderwerpt hij zijn vangst aan een nauwkeurig onderzoek. De oogontsteking die de slang blijkt te hebben, verzorgt hij zorgvuldig. Al die tijd heeft Abraham, een jochie dat al zijn hele leven in het dorp woont en soms slangen door de straten ziet kruipen, met grote ogen van angst op gepaste afstand staan kijken. Als Roel hem vraagt of hij met hem en de slang op de foto wil, moet hij bijna doodsangst overwinnen om de staart vast te houden, terwijl Roel zich over de kop ontfermt. Maar Abraham staat even later op de foto, met een slang in zijn hand, en de angst in zijn ogen heeft plaatsgemaakt voor bewondering. Dáár is het Roel Wouters om te doen. Het enige verschil tussen angst en bewondering is kennis. Dit motto, dat ook voor in het boek staat, is de motivatie om te doen wat hij doet. Het is tevens de reden waarom hij Beet heeft geschreven. Alleen als je wéét waarover je het hebt, kun je anderen met macht, mits die zonder vooringenomenheid zijn en geen verborgen agenda hebben, ervan overtuigen om noodzakelijke maatregelen te treffen – of om rampzalige initiatieven achterwege te laten. Dit alles met het oogmerk om dieren, natuur en uiteindelijk de wereld te beschermen. Tussen de twee kaften van dit prachtige boek, treffen we heel veel kennis over slangen aan en wie bij de achterste kaft is aangekomen, weet waarom we van slangen moeten houden.

 

De grote paradox van dit heerlijke boek zit ‘m misschien wel in het feit dat er veel in staat wat een beetje serieuze slangenhouder allemaal al wel weet – of denkt te weten, en dat hij het daarom wel ongelezen zou kunnen laten. Voor de uitleg van de taxonomische principes heb je immers niet persé Beet nodig, hoewel de uitleg kort maar krachtig is. Dat slangentanden als weerhaken werken, is evenmin een onbekend weetje. Toch krijgt dit soort ‘bekende’ informatie een extra dimensie, als ze verteld wordt naar aanleiding van bijvoorbeeld een nachtelijke tocht op Kinabatanganrivier in Sabah, Maleisisch-Borneo, waar een collega van Roel zojuist vanuit de boot op de oever is gesprongen, waar hij een drie meter lange netpython achter de kop heeft gegrepen.

 

Als het gaat over de giftigheid van sommige slangen, schetst hij een ontluisterend scenario van de overlevingskansen van een Indiase boer die ver van medische hulp slachtoffer van een Indische cobra is geworden. We nemen kennis van het initiatief van Kofi Annan, de voormalige secretaris-generaal van de Verenigde Naties, die slangenbeten op de internationale agenda zette. Dank zij hem heeft de WHO een resolutie aangenomen om ernaar te streven slangenbeten niet meer de grootste gezondheidscrisis van de wereld te laten zijn. Roel Wouters draagt, samen met zijn collega’s, met elk onderzoek dat hij uitvoert, bij aan het invullen van dit belangrijke streven.

 

Waar ik onder het lezen van Beet ook telkens geboeid kennis van nam, is de vanzelfsprekendheid waarmee Roel deel uitmaakt van een internationaal gezelschap van (jonge) onderzoekers. Op welk continent hij ook uit het vliegtuig stapt, hij ontmoet er altijd collega’s – van wie velen intussen vrienden zijn geworden – met wie hij de jungle intrekt, ’s nachts rivieren bevaart, of die hij assisteert bij het verwerken van verkregen data. Daar zitten veelbelovende namen bij van wie we nog veel zullen horen. Ik hoop oprecht dat dat onder meer in Litteratura Serpentium zal zijn.

 

Ik maak een einde aan de loftuitingen op dit boek en zijn auteur. Ik vrees dat mijn enthousiasme anders wel eens ongeloofwaardig zou kunnen worden. Maar weet dat Beet een heerlijk boek is, dat wegleest als een roman die je het geruststellende gevoel geeft dat we het best aan jonge wetenschappers en onderzoekers kunnen overlaten om voor onze lievelingsdieren op de bres te staan. Tegelijkertijd zetten ze zich in voor een heleboel andere, uiterst relevante zaken op het gebied van natuur en milieu. Ik wens Roel en zijn kompanen veel succes toe bij hun onderzoeken, waarvan zij de resultaten hopelijk niet alleen in het Engels in vaktijdschriften zullen publiceren, maar ook in onze moerstaal.

​

Eerder gepubliceerd in Litteratura Serpentium 45 (2025), 219-223.

De mens als prooi

 

In Litteratura Serpentium jaargang 30 (2010), heeft Ruud de Lang een interessante bijdrage geschreven over rampzalige ontmoetingen tussen mens en reuzenslang. Uit recente berichtgeving blijkt dat zijn artikel van toen nog niets aan actualiteit heeft ingeboet. Onderstaande verschrikkelijke gebeurtenissen moeten dan ook gezien worden als een bescheiden toevoeging aan zijn lange lijst van gevallen, die liep tot aan 2010.

 

In The Guardian van 26 oktober 2022 berichtten Rebecca Ratcliffe en Reno Surya over een 54-jarige plantagewerkster op Sumatra, die ten prooi was gevallen aan een python van zo’n zeven meter. Jahrah, zoals de vrouw heette, was ’s morgens naar haar werk vertrokken, maar ’s avonds niet teruggekeerd naar huis. Haar man rapporteerde haar vermissing en ging naar haar zoeken. Op de plek waar ze gewoonlijk werkte, trof hij enkele attributen van haar aan: haar sandalen, haar hoofddoek,  jasje en de gereedschappen die ze gebruikte voor haar werk. Hij alarmeerde anderen en niet al te lang daarna ontdekten ze vlak bij de plaats waar de vrouw was verdwenen, een python. Het dier werd er al snel van verdacht iets te maken te hebben met de verdwijning van de vrouw, en nadat het was gevangen, troffen ze de vrouw inderdaad in de maag van het dier aan. Normaliter prederen pythons op kleinere prooien en zijn menselijke slachtoffers zeldzaam. Er is waarschijnlijk sprake geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden: een hongerige python van een behoorlijke lengte en een potentiële menselijke prooi, die wellicht qua postuur geen probleem heeft opgeleverd; of mogelijk heeft de vrouw de python tijdens haar bezigheden verstoord, daardoor een schrikreactie bij het dier teweeggebracht, met rampzalige gevolgen.

 

De schrijvers memoreren in hetzelfde artikel een voorval uit 2018, waarbij een reusachtige python op het eiland Muna bij Sulawesi een vrouw had verzwolgen. Ze was haar tuin in gegaan die aan de voet van een rots lag, waarvan het bekend was dat slangen in de grotten ervan leefden. In 2017 was een boer op Sulawesi ook slachtoffer geworden van een hongerige python. Olivier en Hope vermelden beiden ettelijke, deels dezelfde, verhalen over mensetende slangen. Soms zijn het verhalen van ‘horen zeggen’ – met alle onbetrouwbare gevolgen vandien, maar er is ook sprake van verslagen die gerenommeerde herpetologen hebben opgetekend en die daarom geloofwaardiger zouden moeten zijn. Vaak blijken mensen inderdaad wel eens te zijn opgegeten door pythons of anaconda’s, maar evenzovele keren hebben dergelijke slangen weliswaar mensen gedood, maar hun prooi vervolgens niét verorberd. Dan zou er sprake kunnen zijn geweest van een vergissing van de slang of een onvoorzichtigheid van de mens.

 

Niettegenstaande de vele reportages die berichten over reuzenslangen die mensen eten, zijn herpetologen het er met elkaar over eens, dat slangen weliswaar mensen kunnen doden, maar dat zelden doen. Reuzenslangen kunnen veel grotere prooien dan mensen aan en het is dan ook intrigerend waarom er zo weinig mensen ten prooi vallen aan pythons en anaconda’s. Mensen zijn immers relatief zwak, hebben geen scherpe klauwen en reusachtige kaken om zich te verdedigen. Dat is met de gebruikelijke prooien van pythons en anaconda’s wel anders.

 

Bizar zijn de vele broodje-aapverhalen, die slangenhouders waarschuwen voor slechte intenties van hun reuzenslangen. Internet en Youtube staan er vol mee. Het bizarst is wel het verhaal van een slangenhoudster die met haar python in bed sliep. Het dier zou op enig moment gestopt zijn met eten en zich naast haar uitgerekt hebben, alsof hij haar wilde opmeten. Toen de vrouw met een dierenarts over deze verschijnselen sprak, schrok die, en zou de vrouw gezegd hebben dat haar lievelingsdier voorbereidingen aan het treffen was om haar op te eten. Mensen die méér kennis van slangen dan de dierenarts hadden, ontzenuwden de waarschijnlijkheid van deze verklaring op overtuigende wijze.

 

Er mag één gebeurtenis, gerelateerd aan dit onderwerp, niet onvermeld blijven. Die betreft de actie van Paul Rosolie, die zich uit idealistische overwegingen liet verslinden door een anaconda. Rosolie is al jarenlang werkzaam in het Amazonegebied, en ziet met lede ogen de teloorgang van dat leefgebied van zoveel dieren en planten aan. Hij wilde daar een discussie over uitlokken en riep daarbij de hulp van een anaconda in. Het interview met Paul is terug te vinden op de site van Televizier op de datum 1 december 2014. Het blijkt dat zijn actie de nodige weerstand opleverde en dat een petitie van Discovery om uitzending van de reportage te voorkomen, door 40.000 mensen werd gesteund. Die hadden allemaal medelijden met de slang, terwijl er vanwege de (moedwillig aangestoken) branden in het Amazonegebied, branden waartegen hij nou net met zijn stunt wilde protesteren, tijdens Pauls stunt duizenden slangen verbrandden. Een petitie om het regenwoud te beschermen kreeg  slechts 159 handtekening! Op Youtube is een video te zien waarin de anaconda – het zal wel een exemplaar van Eunectus marinus zijn geweest - weinig moeite schijnt te hebben met het verorberen van zijn belager. Paul Rosolie was gekleed in een speciaal pak met een zuurstofvoorziening en contactmogelijkheden met het team dat kon ingrijpen, en werd pas verzwolgen, nadat hij de anaconda daartoe met pesterijen had uitgenodigd. Hij is al tot zijn middel in de slang verdwenen, als het filmpje stopt. Uit het interview blijkt, dat Paul de nodige beschadigingen heeft opgelopen, maar dat de anaconda weinig last schijnt te hebben ondervonden van zijn ongewilde zwelgpartij. Het was niet de bedoeling van Paul Rosolie om te bewijzen dat reuzenslangen mensen kunnen opeten, maar hij heeft dat met zijn stunt wél gedaan.

 

Literatuur

Bellosa, H., Dirksen L., & Auliya, M., Faszination Riesenschlangen. Mythos, Fakten und Geschichten. München, 2007.

Olivier, James A., Snakes in Fact and Fiction. New York, 1958.

Pope, Clifford. H., The Giant Snakes. The natural History of the Boa constrictor, the Anaconda and the largest Pyhtons. New York, 1961.

Lang, Ruud de, ‘De netpython (Broghammerus reticulatus) en de mens eten elkaar: dieren, eet smakelijk!’ Litteratura Serpentium jaargang 30 (2010) 254-269.

​

Eerder gepubliceerd in Litteratura Serpentium 42 (2022), 163-167.

​

​

​

​

​

bottom of page