top of page

Vragen als het nog kan

​

Nesle, 3 augustus 2015

​

â–  Ik heb mijn grootmoeder van vaders kant nooit gekend. Ze is vóór mijn geboorte overleden. Ik weet haar sterfdatum niet, evenmin haar doodsoorzaak. Noch mijn grootvader Cor, noch haar oudste zoon Sjef, mijn vader, heeft ooit over haar gerept. Ik heb nooit naar haar gevraagd. Ook van anderen heb ik nooit verhalen over haar gehoord, verhalen waarin ze had kunnen voortleven en die ik had kunnen koesteren. Haar voornaam, Johanna, en haar sterfdatum en -jaar, 10 november 1946, heb ik onlangs van derden vernomen. Zou ik haar, als ze was blijven leven, aardig hebben gevonden? Zou ik haar in vertrouwen hebben genomen, als daar aanleiding voor zou zijn geweest? Zou ik mijn vader beter hebben begrepen, als ik háár had gekend? Haar verjaardag en sterfdatum stonden thuis niet op de kalender. Die dagen zijn nooit door enige toespeling van mijn ouders tot bijzondere dagen gemaakt. Ik heb één keer voor haar graf op het kerkhof van de Willibrorduskerk in Deurne gestaan. Hoe oud was ik? Vijf, zes, zeven? Ik heb geen idee. Er stond veel tekst op de sombere steen. Naast mijn ouders, waren ook ooms en tantes en mijn grootvader aanwezig. Misschien was er even van te voren in de kerk een zoveeljarige herdenkingsdienst voor haar gecelebreerd. De gesprekken van de volwassenen gingen langs me heen. Ze zouden over haar kunnen zijn gegaan.

​

Ik vind het bizar en verdrietig dat ik helemaal niets van mijn grootmoeder weet, terwijl ze toch wel altijd aanwezig is geweest in mijn ouderlijk huis. Want in 1936, tien jaar vóór haar dood, heeft Harry Maas, kunstbroeder en vriend van mijn vader, een groot portret van haar geschilderd. Dat portret heeft thuis altijd wel ergens aan de muur gehangen. Op enig moment zal of mijn vader, of mijn moeder me ongetwijfeld verteld hebben wie de afgebeelde vrouw was. En daar is het bij gebleven. Na de dood van mijn ouders is het uiteindelijk in mijn huis in Frankrijk beland, waar het boven de schouw van de open haard in het séjour een prominente plaats kreeg. Om redenen die er hier en nu niet toe doen, heeft het portret enkele jaren in de opslag gestaan. Onlangs is het daar weer uit tevoorschijn gekomen. Het bleek een grondige schoonmaakbeurt nodig te hebben, alvorens ik het zou kunnen terughangen. Behalve een stofdoek, was daar onder meer ook een doorgesneden aardappel voor nodig. En het was onder het bedachtzaam en geduldig wrijven met de halve aardappel over iedere vierkante centimeter van het doek, dat grootmoeder Johanna van Horik niet alleen levendiger werd, doordat het vuil verdween en de kleurige details in het donkere doek prachtig naar voren kwamen, maar ook herleefde, omdat ik me de vragen ging stellen die ik me hierboven stelde, ook al kwamen daar geen antwoorden op. Ik had haar nog nooit van zo dichtbij gezien. Nu ik haar goed bekeek, bleek haar blik milder dan ik altijd had gedacht. Eindelijk werd ze écht de moeder van mijn vader, mijn grootmoeder Johanna en niet slechts een schijnbaar stuurs kijkende, willekeurige vrouw, die urenlang onwillig geposeerd lijkt te hebben voor de vriend van haar oudste zoon.

​

Het prachtige portret van mijn grootmoeder hangt nu weer op zijn oude plek, boven de schouw van de open haard in het séjour. Niet alleen ontdaan van het stof van jaren, dus mooier dan ooit, maar eindelijk écht mijn grootmoeder. Ik ben inmiddels zelf grootvader, een bijzondere status, die elke andere ver te boven gaat en die het wenselijk en uitdagend maakt om het leven nog heel lang vol te houden. Wat zou het me spijten, als ik nóg een kleinkind zou krijgen, voor wie ik slechts een onbekende man op een schilderij, op een foto zou zijn!

​

Nog steeds weet ik niets noemenswaardigs over mijn grootmoeder Johanna. Mijn verlangen om haar beter te leren kennen, is gedoemd om onbevredigd te blijven, vrees ik. Mijn ouders zijn beiden al lang dood, ooms en tantes leven ook niet meer en wie in Deurne zou me nog iets (wat dan ook) over haar kunnen vertellen? Ik had moeten vragen, vragen, vragen…

​

Onlangs heb ik op het kerkhof bij de Willibrorduskerk in Deurne gekeken of haar graf er nog was. Ik heb het niet gevonden. Vermoedelijk is het decenniën geleden al geruimd.

Portret van mijn grootmoeder, Hanneke van der Voort-van Horik, in 1936 geschilderd door Harry Maas, virend en kunstbroeder van mijn vader.

De mens als prooi

 

In Litteratura Serpentium jaargang 30 (2010), heeft Ruud de Lang een interessante bijdrage geschreven over rampzalige ontmoetingen tussen mens en reuzenslang. Uit recente berichtgeving blijkt dat zijn artikel van toen nog niets aan actualiteit heeft ingeboet. Onderstaande verschrikkelijke gebeurtenissen moeten dan ook gezien worden als een bescheiden toevoeging aan zijn lange lijst van gevallen, die liep tot aan 2010.

 

In The Guardian van 26 oktober 2022 berichtten Rebecca Ratcliffe en Reno Surya over een 54-jarige plantagewerkster op Sumatra, die ten prooi was gevallen aan een python van zo’n zeven meter. Jahrah, zoals de vrouw heette, was ’s morgens naar haar werk vertrokken, maar ’s avonds niet teruggekeerd naar huis. Haar man rapporteerde haar vermissing en ging naar haar zoeken. Op de plek waar ze gewoonlijk werkte, trof hij enkele attributen van haar aan: haar sandalen, haar hoofddoek,  jasje en de gereedschappen die ze gebruikte voor haar werk. Hij alarmeerde anderen en niet al te lang daarna ontdekten ze vlak bij de plaats waar de vrouw was verdwenen, een python. Het dier werd er al snel van verdacht iets te maken te hebben met de verdwijning van de vrouw, en nadat het was gevangen, troffen ze de vrouw inderdaad in de maag van het dier aan. Normaliter prederen pythons op kleinere prooien en zijn menselijke slachtoffers zeldzaam. Er is waarschijnlijk sprake geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden: een hongerige python van een behoorlijke lengte en een potentiële menselijke prooi, die wellicht qua postuur geen probleem heeft opgeleverd; of mogelijk heeft de vrouw de python tijdens haar bezigheden verstoord, daardoor een schrikreactie bij het dier teweeggebracht, met rampzalige gevolgen.

 

De schrijvers memoreren in hetzelfde artikel een voorval uit 2018, waarbij een reusachtige python op het eiland Muna bij Sulawesi een vrouw had verzwolgen. Ze was haar tuin in gegaan die aan de voet van een rots lag, waarvan het bekend was dat slangen in de grotten ervan leefden. In 2017 was een boer op Sulawesi ook slachtoffer geworden van een hongerige python. Olivier en Hope vermelden beiden ettelijke, deels dezelfde, verhalen over mensetende slangen. Soms zijn het verhalen van ‘horen zeggen’ – met alle onbetrouwbare gevolgen vandien, maar er is ook sprake van verslagen die gerenommeerde herpetologen hebben opgetekend en die daarom geloofwaardiger zouden moeten zijn. Vaak blijken mensen inderdaad wel eens te zijn opgegeten door pythons of anaconda’s, maar evenzovele keren hebben dergelijke slangen weliswaar mensen gedood, maar hun prooi vervolgens niét verorberd. Dan zou er sprake kunnen zijn geweest van een vergissing van de slang of een onvoorzichtigheid van de mens.

 

Niettegenstaande de vele reportages die berichten over reuzenslangen die mensen eten, zijn herpetologen het er met elkaar over eens, dat slangen weliswaar mensen kunnen doden, maar dat zelden doen. Reuzenslangen kunnen veel grotere prooien dan mensen aan en het is dan ook intrigerend waarom er zo weinig mensen ten prooi vallen aan pythons en anaconda’s. Mensen zijn immers relatief zwak, hebben geen scherpe klauwen en reusachtige kaken om zich te verdedigen. Dat is met de gebruikelijke prooien van pythons en anaconda’s wel anders.

 

Bizar zijn de vele broodje-aapverhalen, die slangenhouders waarschuwen voor slechte intenties van hun reuzenslangen. Internet en Youtube staan er vol mee. Het bizarst is wel het verhaal van een slangenhoudster die met haar python in bed sliep. Het dier zou op enig moment gestopt zijn met eten en zich naast haar uitgerekt hebben, alsof hij haar wilde opmeten. Toen de vrouw met een dierenarts over deze verschijnselen sprak, schrok die, en zou de vrouw gezegd hebben dat haar lievelingsdier voorbereidingen aan het treffen was om haar op te eten. Mensen die méér kennis van slangen dan de dierenarts hadden, ontzenuwden de waarschijnlijkheid van deze verklaring op overtuigende wijze.

 

Er mag één gebeurtenis, gerelateerd aan dit onderwerp, niet onvermeld blijven. Die betreft de actie van Paul Rosolie, die zich uit idealistische overwegingen liet verslinden door een anaconda. Rosolie is al jarenlang werkzaam in het Amazonegebied, en ziet met lede ogen de teloorgang van dat leefgebied van zoveel dieren en planten aan. Hij wilde daar een discussie over uitlokken en riep daarbij de hulp van een anaconda in. Het interview met Paul is terug te vinden op de site van Televizier op de datum 1 december 2014. Het blijkt dat zijn actie de nodige weerstand opleverde en dat een petitie van Discovery om uitzending van de reportage te voorkomen, door 40.000 mensen werd gesteund. Die hadden allemaal medelijden met de slang, terwijl er vanwege de (moedwillig aangestoken) branden in het Amazonegebied, branden waartegen hij nou net met zijn stunt wilde protesteren, tijdens Pauls stunt duizenden slangen verbrandden. Een petitie om het regenwoud te beschermen kreeg  slechts 159 handtekening! Op Youtube is een video te zien waarin de anaconda – het zal wel een exemplaar van Eunectus marinus zijn geweest - weinig moeite schijnt te hebben met het verorberen van zijn belager. Paul Rosolie was gekleed in een speciaal pak met een zuurstofvoorziening en contactmogelijkheden met het team dat kon ingrijpen, en werd pas verzwolgen, nadat hij de anaconda daartoe met pesterijen had uitgenodigd. Hij is al tot zijn middel in de slang verdwenen, als het filmpje stopt. Uit het interview blijkt, dat Paul de nodige beschadigingen heeft opgelopen, maar dat de anaconda weinig last schijnt te hebben ondervonden van zijn ongewilde zwelgpartij. Het was niet de bedoeling van Paul Rosolie om te bewijzen dat reuzenslangen mensen kunnen opeten, maar hij heeft dat met zijn stunt wél gedaan.

 

Literatuur

Bellosa, H., Dirksen L., & Auliya, M., Faszination Riesenschlangen. Mythos, Fakten und Geschichten. München, 2007.

Olivier, James A., Snakes in Fact and Fiction. New York, 1958.

Pope, Clifford. H., The Giant Snakes. The natural History of the Boa constrictor, the Anaconda and the largest Pyhtons. New York, 1961.

Lang, Ruud de, ‘De netpython (Broghammerus reticulatus) en de mens eten elkaar: dieren, eet smakelijk!’ Litteratura Serpentium jaargang 30 (2010) 254-269.

​

Eerder gepubliceerd in Litteratura Serpentium 42 (2022), 163-167.

​

​

​

​

​

bottom of page