top of page

Uit de nalatenschap van prof. dr. A.A. Verveen

Toen ik enkele weken na de crematie van mijn vriend Bert Verveen een bezoek bracht aan zijn vrouw Nel, had die een voorzichtig begin gemaakt met het opruimen en inventariseren van wat haar man zoal had nagelaten aan allerlei spullen. Zo was ze gestuit op twee bijzondere, kwetsbare rollen vervellingen, die haar man op een speciale wijze had geprepareerd (afbeelding 1).

Op 24 december 1999 had het Boa-echtpaar dat toentertijd huize Verveen bevolkte, het leven geschonken aan een twintigtal nakomelingen. Van deze dieren, waarvan Bert er uiteindelijk twee zelf heeft gehouden (Bochel en Ovaaltje) en waarover hij zijn indrukwekkende ‘Boagrafie’ heeft geschreven, heeft hij de tweede en derde vervelling na hun geboorte geprepareerd. Deze vervellingen zijn op een bijzon-dere wijze bewaard gebleven en hebben waarschijnlijk een aanzet gegeven tot een verder onvoltooid gebleven onderzoek.

Toen we één van de rollen voorzichtig afgerold hadden, bleek Bert de vervellingen aan de buikzijde opengeknipt te hebben en er vermoedelijk in de gehele lengte ook een paar buikschubben van afgeknipt te hebben. Op deze manier kon hij ze goed openvouwen en plat strijken. De huidjes zijn nu nog steeds zo mooi, dat je ze als een schilderijtje zou kunnen inlijsten. Om ze echter voor zijn onderzoek hanteerbaar te kunnen maken, heeft hij een aantal insteekhoezen voor multobanden aan elkaar geplakt – net voldoende voor de totale lengte van de vervellingen – en daar de successieve vervellingen opgelegd. De zo ontstane, twintig stroken ‘vervellingen-op-plastic’ heeft hij aan één kant vastgezet om van alle jongen de vervellingen uit eenzelfde periode bij elkaar te houden. De twee rollen zijn gedateerd op respectievelijk februari/maart en april/mei 2000.

Daarna heeft hij elke vervelling met een gedateerde sticker genummerd. Hij moet elk exemplaar goed bestudeerd hebben, want hij heeft ze ieder afzonderlijk, op basis van een distinctieve eigenschap, ook een karakteristieke naam gegeven. Zo heeft nummer 19 de ‘naam’ gebrilde kop gekregen (afbeelding 2). Een enkele keer heeft hij elders op een vervelling een extra distinctief kenmerk bespeurd, dat hij dan opnieuw met een plakkertje heeft aangegeven (brede zijvlek - afbeelding 3).

Vooralsnog zijn er geen aantekeningen bij deze vervellingen teruggevonden, zodat het onduidelijk blijft wat Bert Verveens uiteindelijke bedoeling met de rollen is geweest. Misschien heeft hij de successieve vervellingen van eenzelfde nummer en naam willen vergelijken om te kijken in hoeverre er in een maand tijd veranderingen plaatsgevonden zouden kunnen hebben. Bert hield standaard bij hoeveel elk dier vóór een voederbeurt woog, hoeveel het at en wat het gewicht van de voederdieren was. Hij heeft alle jongen daartoe een tijdje afzonderlijk gehuisvest en ze in een groot terrarium op temperatuur gehouden (afbeelding 4). Zodoende kon hij van elk individu voeding-, ontlasting- en vervellinggegevens inventariseren, en bepaalde conclusies uit de verkregen data trekken. Maar u merkt het aan mijn formuleringen: er zijn enkel onzekerheden.

In ieder geval maakt deze vondst duidelijk hoe nauwgezet hij te werk ging, zowel in het prepareren van het studiemateriaal, als in het bestuderen ervan. De rollen getuigen er ook van hoe gezond de vervellende dieren zijn geweest, want er is maar een enkele vervelling incompleet of beschadigd.

Eerder gepubliceerd in Litteratura Serpentium 36 (2016), 201-205.

bottom of page