top of page

EEN BEZOEK AAN DE SNAKE FARM VAN DE THAI RED CROSS SOCIETY

Er huisde een Ophiophagus hannah in deze enorme constructie van dubbelwandig, fijnmazig rasterwerk, vertelde het naambordje. Dat zou dus wel zoeken worden, want de koning der slangen had bepaald geen tussenwoning tot zijn beschikking. Bovendien was zijn behuizing ruim voorzien van bomen, planten stronken, rotsen, en allerlei andere verstopplaatsen, zodat hij volop keuze kon maken waar zich te verschuilen. Na enige tijd ontdekte ik inderdaad een slang. Ze lag keurig opgerold in de speciaal daarvoor bedoelde omgekeerde, reusachtige bloempot. Het was moeilijk te zien of het een Koningscobra betrof.

Maar de verrassing zou uit een heel andere hoek te komen. Dat bleek, toen ik me, na door mijn schoondochter geroepen te zijn, naar de andere kant van de kooi haastte, en ik, haar vinger volgend, zijne koninklijke hoogheid hoog in een boom ontwaarde. Ik zag slechts een aantal enorme lussen over enkele takken liggen, lussen die zich maar moeilijk tot een anatomisch geheel lieten assembleren. Toen beliefde het het dier om zich te bewegen en verscheen er een indrukwekkende, massieve kop op een onverwachte plek, bijna recht boven me. Een behoorlijk aantal lussen, meer dan ik er aanvankelijk had gezien, zette zich vervolgens in beweging. De takken bewogen nauwelijks, toen het meterslange dier aan een beperkte afdaling begon. Hij maakte er een hele show van. Hij bleef een meter of twee boven de grond, vlak bij waar ik stond, onrustig door de takken kronkelen (Foto 1).

 

Ik was erg onder de indruk van het dier. Paradoxaal genoeg rilde ik bij de gedachte zo’n exemplaar in de vrije natuur tegen te komen, hoewel dat uiteraard een belevenis van jewelste zou zijn. De koning der slangen liet ons een hele tijd genieten van zijn schijnbaar doel-loos gekronkel. Werd zijn onrust veroorzaakt, doordat hij voor-voelde wat hem te wachten stond?

‘Als je in Bangkok bent, moet je zeker gaan kijken bij de Snake Farm van de Thai Red Cross Society,’ had Ruud de Lang me geadviseerd, toen hij hoorde dat ik naar Bangkok zou gaan. Het bleek een prima advies te zijn! Wat een mooie accommodatie en wat een indrukwekkende menagerie! ‘Farm’ is overigens een misleidende naam voor dit gerenommeerde, wetenschappelijke instituut. Mijn eerste associatie bij ‘Farm’ is die van een commercieel bedrijf waar reptielen worden gehouden en gefokt voor hun huid of andere zaken. Na bezichtiging van een dergelijk bedrijf kun je de uitgang alleen via een winkel bereiken waar je verondersteld wordt slangen- of krokodillenleren riemen, laarzen of tasjes te kopen. Zelfs met enkel mijn entreegeld wil ik dergelijke bedrijven niet steunen. Maar met de ‘Snake Farm’ van het Thaise Rode kruis loop je absoluut niet het risico onwenselijke praktijken te steunen.

Het buitengedeelte van de Farm is ruim opgezet. In kooien van ettelijke kubieke meters huizen niet alleen de bovengenoemde koningscobra, maar ook reuzenslangen als anaconda’s en net-, tijger- en Burmese pythons (Foto’s 2-3). Panithi Laoungbua, de dierenarts van het instituut, vertelde me overigens dat er maar liefst vier koningscobra’s in het hierboven beschreven buitenterrarium zitten, met een aantal rattenslangen als prooidier, en dat er in het laboratorium en in de binnenterraria nóg zo’n veertig volwassen dieren gehouden worden. De andere drie Koningscobra’s hadden zich dus aardig onzichtbaar weten te maken!

Naast een behoorlijk aantal kooien van glas en dubbelwandig gaas, waarin de giganten en de giftige slangen zijn gehuisvest, tref je buiten ook grote, open slangenverblijven aan, met betonnen wan-den afgezette kuilen waarin waterbassins, verstopplekken en be-groeiing is aangebracht, die een aantrekkelijk biotoop voor de be-woners creëren. Hierin huizen vooral rattenslangen (Foto 4). Het bleek soms een hele uitdaging om in dergelijke buitenterraria indi-viduele dieren te ontdekken.

In de binnenexpositie viel ik met m’n neus in de boter. Het bleek voedertijd te zijn. Tot mijn verbazing zag ik hoe een Koningscobra zonder nadenken aanviel op een forse, dode, van zijn poten ontdane brulkikker (Foto’s 5a t/m 5e). In no time had hij zijn prooi naar binnengewerkt en met dezelfde gretigheid viel hij op de volgende aan. Wie de artikelen van bijvoorbeeld Richard Mastenbroek kent, weet dat het een hele toer is om een Koningscobra aan andere prooien dan slangen te laten gewennen. De eerdergenoemde Panithi Laoungbua deelde me mee, dat men de Koningscobra’s bij voorkeur slangen voert, maar dat hun grote aantal wel eens problemen voor de voedselvoorraad oplevert. Men ziet bewust af van het aanbieden van levende slangen om parasitaire besmetting te voorkomen (met uitzondering dan van de vier Koningscobra’s in het buitenterrarium, waar de rattenslangen als voer dienen). Vandaar dat ze misleid worden met dode brulkikkers die zijn gecamoufleerd met slangengeur. In ieder geval deed het exemplaar van de foto’s zich er tegoed aan. Ook de albino Naja kaouthia verorberde gretig zijn brulkikkers (Foto 6 en 6a).

De binnenterraria zijn ruim, en ingericht naar de behoeftes van de bewoners. Zeker de boombewonende soorten hadden vaak een complete jungle tot hun beschikking. Dat is geweldig voor de slan-gen, maar soms jammer voor de bezoeker, want om in dergelijke terraria de bewoners te ontdekken was lang speurwerk nodig, en soms bleven ze desondanks onzichtbaar. Dat neemt niet weg dat mijn schoondochter prachtige foto’s van sommige slangen heeft kunnen nemen (Foto’s 9 t/m 13).

Veel tijd om binnen rond te kijken hadden we niet, want er stond een slangenshow op punt van beginnen en die wilde ik niet missen. Op een kleine tribune waren al aardig wat bezoekers aanwezig en het speet me dat de voorste rijen al bezet waren. Toch leverde de plaats op de bovenste rij ook voordelen op: net toen ik daar wilde plaatsnemen, zag ik hoe achter de tribune enkele medewerkers de eerder beschreven kooi van de Koningscobra’s binnengingen. Helaas kon ik niet zien wat er zich in de kooi afspeelde, maar dat liet zich even later reconstrueren. Na zo’n vijf minuten kwamen ze weer naar buiten. Eén van hen had de kop van één van de vier Koningscobra’s stevig in zijn greep, terwijl een collega de rest van het lichaam droeg (Foto’s 14 t/m 17). Zou het de knaap zijn die zich eerder zo onrustig had gedragen? Hoe hadden ze die van de takken gekregen? En vormden de andere Koningscobra’s op dat moment geen bedreiging? Buiten de kooi legden ze het dier op de grond, terwijl ze het in een ‘houdgreep’ hielden, en wachtten tot het moment van hun optreden daar was. Intussen had Panithi Laoungbua alle aanwezigen welkom geheten. Hij kondigde als eerste de koning der slangen aan, waarop de medewerkers van de Snake Farm die deze acteur uit zijn kooi hadden gehaald, zich in beweging zetten. Even later droegen ze de meterslange Koningscobra het toneel op.

De achterste drager legde voorzichtig het gedeelte van het slangen-lijf dat hij in handen had op de grond, en ging op een veilige afstand staan. Daarna loste de man die de kop vast had ook zijn greep en deed snel een stap achteruit. De cobra richtte zich meteen met uitgezette nekribben op en keerde zich naar de verzorger, die op een gepaste afstand het dier in de gaten bleef houden. Op de voorste rijen was er, toen de reusachtige slang losgelaten werd, enige onrust ontstaan, maar toen bleek dat de cobra niet van plan was zijn aandacht van de verzorger af te keren en op hen te richten, kwamen de armen met de daarin de smartphones en camera’s royaal over de balustrade.

 

Door zich om het opgerichte dier heen te bewegen, bewerkstelligde de verzorger dat de slang haar houding telkens aanpaste en uit-vallen naar hem deed. Zodoende kregen de bezoekers meer te zien dan een Koningscobra die vijf minuten lang slechts opgericht staat. Nu werd het een dynamische act. Ik ging mij na verloop van tijd afvragen, toen de cobra enigszins vermoeid begon te raken, hoe het beest weer gevangen zou worden. Dat bleek in een oogwenk te kun-nen! De verzorger stapte opzij van de nog steeds opgerichte cobra en greep het dier met een bliksemsnelle beweging achter bij de nek. Meteen schoot zijn collega toe en gezamenlijk brachten ze het dier weer naar zijn kooi. Doordat ik hoog op de tribune zat, zag ik, toen ik achterom keek, hoe het dier nog aan een snelle inspectie werd onderworpen, voordat het weer in de kooi werd gezet.

 

Intussen was er alweer een nieuwe acteur ten tonele verschenen. Eentje die niet minder gevaarlijk was dan de vorige. Een verzorger hield een forse Bungarus fasciatus omhoog voor het publiek. Intussen vertelde Panithi Laoungbua dat de gele krait in heel Thai-land voorkomt, uiterst giftig is, maar overdag niet tot bijten te be-wegen is. Toch heeft de Vlaamse auteur Jef Geeraerts deze slang ge-kozen om haar in zijn politieroman De Cu Chi Case op klaarlichte dag een moord te laten uitvoeren. Hoe het kan dat die gele krait overdag tóch toegeslagen heeft, laat hij één van de rechercheurs uitvoerig uitleggen. Het blijkt iets met amfetaminen te maken te hebben (Geeraerts, pag. 174; Van der Voort 1996, 113-115). Grzimek zegt het volgende over deze bijzondere eigenschap van de gele krait: ‘Men kan hem overdag slaan, kwellen, steken, onthoofden, op de grond vastnagelen en weer losmaken – hij blijft flegmatiek tot aan zelfmoord toe, en voor zover ik weet, is het nog nooit iemand gelukt een geslachtsrijpe Bungarus overdag te laten bijten’ (Grzimek VI, 418). Het was hoe dan ook een bizarre vertoning om een zo dodelijk dier door de onbeschermde handen van de verzorger te zien kruipen Foto 18).

Nadat de Bungarus zijn applaus in ontvangst had genomen, trad een volgende medewerker met een Trimeresurus albolabris voor het voetlicht. Terwijl Panithi Laoungbua allerlei bijzonderheden over dit dier vertelde, zag je, hoe de verzorger de Witlipbamboeadder scherp in het oog hield. Het dier zat om een niet al te lange stok gekronkeld en bewoog zich langzaam richting hand die het uiteinde ervan vasthield. De verzorger werd zodoende gedwongen de tak-met-slang regelmatig aan het andere uiteinde vast te pakken, wilde hij voorkomen dat de slang een uitval naar zijn hand zou doen. Hoewel het optreden met de Koningscobra vooral vanwege de lengte en de faam van dit dier indrukwekkend was geweest, vond ik de act met dit kleine slangetje niet minder sensationeel en gevaarlijk. Ik vroeg me af of de slangen op een of andere manier geprepareerd zouden zijn op al die manipulaties, waardoor ze minder gevaarlijk zouden zijn geworden dan ze in potentie zijn. Als dat niét het geval zou zijn, zou ik het vanzelfsprekend gevonden hebben, als de verzorger van de Trimeresurus bijvoorbeeld een beschermende handschoen had aangehad, of dat de tak waaromheen het beest gekronkeld zat, langer was geweest. Enfin, ook in deze acte van de show ging alles goed en na verloop van tijd konden verzorger en slang opnieuw applaus in ontvangst nemen.

 

Het voorlaatste onderdeel was voorbestemd voor twee Siamese co-bra’s, tegelijkertijd! De verzorger droeg de dieren, die hun hood al hadden uitstaan, aan hun staart de arena binnen. Zodra ze op de grond gezet werden, keerden ze zich dreigend naar de verzorger, die gehurkt vóór hen ging zitten en daarbij constant zijn ene knie bewoog om hun aandacht vast te houden. Zo draaide hij zich langzaam om de dieren heen, die met hem meedraaiden en zodoende het publiek ook de achterkant van hun hood toonden. Daar was een prachtige briltekening te zien. Ik vroeg me af hoe de verzorger de cobra’s weer te pakken zou krijgen. Dat bleek ook deze keer in een oogwenk gebeurd te zijn: hij greep simpelweg eerst de ene, daarna de andere bij de staart en droeg ze onverstoorbaar weg.

Als laatste onderdeel mochten degenen die dat wilden een Birmese python (Python molurus) vasthouden. Het was een prachtig, meterslang dier dat zich gewillig om nekken van toeristen liet leggen. Er waren er maar weinig die oog voor het prachtige dier hadden. Enfin, na verloop van tijd mocht ook de python terug naar haar behuizing (Foto’s 19 t/m 21).

Ruud de lang had geen woord teveel gezegd. De Snake Farm van de Thai Red Cross Society is een bezoek meer dan waard. Er is een gro-te veelsoortigheid aan slangen te bewonderen, van de uiterst giftige Koningscobra tot onschuldige rattenslangen en een heel scala van andere interessante slangen daartussen. Ik had na de show nog maar even tijd voor een kort bezoek aan de ‘medische’ expositie op de eerste etage. Wat ik inderhaast zag, leek me meer dan de moeite waard om er bij een volgend bezoek meer tijd aan te besteden dan nu mogelijk was.


Dank
Ik dank Panithi Laoungbua voor het gesprek dat we na de show hadden en voor de uitvoerige mailcorrespondentie die we als vervolg daarop hebben gevoerd. En zonder de tip van Ruud de Lang was mijn bezoek aan Bangkok natuurlijk hinderlijk onvolledig gebleven.

uur

 

Literatuur
Geeraerts, J., De Cu Chi Case. Antwerpen/Amsterdam, 1993.
Grzimek, B., Het leven der dieren. Deel VI: Reptielen. Utrecht, 1973.
Voort, M. van der Voort, ‘Doping voor een krait’. In: Litteratura Serpentium 16 (1996), 113-115.

Website
http://www.saovabha.com/en/snakefarm_service.asp


Eerder verschenen in Litteratura Serpentium 34, 2014, 113-131.

bottom of page