top of page

HEILIGEN EN SLANGEN

 

Superioriteit en vernedering

In Kloten van de engel, zijn interessante bundel met beschouwingen over de natuurlijkheid van cultuur, beschrijft Tijs Goldschmidt een vermakelijk, maar ook veelbetekenend, instinctief gedrag van IJslandse paarden: ‘Hengsten, en zelfs ruinen, maken hun positie in de hiërarchie manifest door over elkaars vijgen heen te poepen. Een hogergeplaatst dier stapt over de vijg heen van een inferieur mannetje en deponeert zijn eigen vijg er precies bovenop. Daardoor wist hij de geurvlag van die ander uit.’ Hieraan voorafgaand vertelt Goldschmidt een anekdote waaruit blijkt dat ook mensenmannetjes behept zijn met een dergelijk instinct. Hij parafraseert een passage uit het dagboek van de Belgische dichter Gaston Burssens, die op de pagina van 28 april 1945 beschreef hoe zijn vriend Floris Jespers, een kunstschilder, tijdens een bezoek goesting kreeg om een plekje van Burssens’ tuin te schilderen. Hij had verf en penselen bij zich, maar geen doek. Dus liep hij het huis van zijn vriend in en kwam terug met een schilderijtje van Magritte dat hij van de muur had gepakt. Tegen zijn vriend zei hij: ‘Ik ga Magritte een dienst bewijzen door dat doekje over te schilderen.’ Een half uur later: ‘Het is wel geen Boticelli, maar zoveel slechter dan die Magritte is het toch ook niet.’ (Goldschmidt 2009, 7)

 

Goldschmidt legt uit, dat je het overschilderen van andermans werk kunt zien als een geritualiseerde vorm van vernedering, zoals ook het gedrag van IJslandse hengsten superioriteit wil uitdrukken. Als je dit verschijnsel een paradigma laat zijn, kun je er talloze andere gedragingen, rituelen en dergelijke in onderbrengen. Ik denk bijvoorbeeld aan de botsing die aan het begin van onze jaartelling plaatsvond tussen het prille christendom en de vele, al eeuwenoude heidense religies. Eh… wacht even met afhaken, want de slangen komen er zo aan! De nieuwe religie heeft een moeizame strijd moeten leveren, aanvankelijk om te overleven, later om zich te verspreiden over de rest van de wereld. Het geloof in de oude goden en godinnen bij de volkeren die de nieuwe godsdienst tijdens zijn expansie op zijn pad aantrof, was hardnekkig en het is vaak met geweld dat het christendom zijn dominante plaats heeft moeten veroveren. Maar toch zullen er, zeker in den beginne, vaak genoeg bekeerlingen zijn geweest, die bij het zoeken naar hulp, of voor het afsmeken van een goede oogst, de kapel of het kerkje met het kruisbeeld in hun dorp zijn voorbijgelopen, om even een bezoekje te brengen aan de heilige eik in het woud. Eén van de christelijke maatregelen om de heidense godsdienst uit te roeien, was dan ook: omhakken, die eik, vernietigen die heidense tempel, dat dito altaar, dat orakel! Of: bouw er een christelijk gebouw overheen, zoals is gebeurd in het Spaanse Cordoba, waar eerst een christelijke kerk is gebouwd op de plaats van een Romeinse tempel, die (= de christelijke kerk) enkele eeuwen later weer is verbouwd tot een moskee, en die sinds 1236, nadat de Moren van het Iberisch schiereiland verdreven waren, weer de imposante kathedraal is geworden, die tot op de dag van vandaag zijn transities demonstreert.

 

Het christendom en de slang

En dat brengt mij bij iets wat in het bovengenoemde paradigma past, wat met slangen te maken heeft en wat mij al tijden intrigeert: het Vaticaan. Ook een niet-slangenliefhebber kan het moeilijk ontgaan, dat de slang in het Christendom een allesbehalve positieve rol speelt. Ze heeft het einde van het paradijselijk leven van onze voorouders – dus misschien ook wel dat van óns – op haar geweten, en mooi dan ook dat het haar eigen schuld is dat ze na de zondenval voortaan op haar buik moet kruipen en stof moet vreten. Maar je mag haar ook kwalijk nemen dat vrouwen barensnood kennen en tot op de dag van vandaag moeten vechten voor een gelijkwaardige positie aan de man – dit laatste overigens niet alleen in het christendom. Hoe is dat zo gekomen?

 

Ik vermoed dat ik een mogelijke verklaring op het spoor ben. Van de plaats waar nu het Vaticaan staat, is bekend dat daar in vergleden tijden een tempel heeft gestaan die aan de Etruskische god Vaticanus was gewijd. Hij was de god van de waarzeggerij. Meer dan welke andere godsdienst, hechtten de Etrusken aan religieuze praktijken, vooral aan het zoeken naar voortekenen en het interpreteren ervan. Eén van de mogelijke etymologieën van ‘Vaticaan’ wijst op deze activiteit: het Latijnse ‘vates’, dat ontleend zou zijn aan het Etruskisch, betekent ‘waarzegger’, ‘ziener’, of ‘duider’. Een andere etymologie combineert ‘vates’ in de hiergenoemde betekenis met ‘can’, dat ‘slang’ betekent. Toevallig krioelde het bij de tempel van de Etruskische god Vaticanus van de slangen, en ligt de veronderstelling op de loer dat die een rol zouden kunnen hebben gespeeld bij de (waarzeggende) rituele praktijken in de tempel. Het Vaticaan zou dan ook van oudsher een plek voor ofiolatrie (slangenverering) kunnen zijn geweest.

 

Wat moet je, als nieuwe godsdienst, doen om een einde te maken aan die verfoeilijke, ofiolatrische praktijken? Dan breek je die heidense tempel af en bouw je er je eigen tempel. In dit geval is op de oude, Vaticaanse heuvel de apostel Petrus, na er te zijn gekruisigd, begraven. De eerste Christelijke keizer, Constantijn, heeft er in 326 een basiliek laten bouwen. Dit alles zou een verklaring kunnen zijn voor de uiterst negatieve rol die de slang in de christelijke religie speelt, al zijn er plaatsen in de bijbel waar een positieve connotatie haar niet ontzegd kan worden. Maar we zijn weer terug bij het begin van dit artikel: de eigen godsdienstige superioriteit krijgt meer gewicht, naarmate de overwonnen idolatrie meer vernederd wordt. De gelijkstelling van de slang aan de duivel is daar wel het krachtigste wapen voor gebleken.

 

Christelijke heiligen

De christelijke religie kent tal van heiligen die met slangen van doen hebben gehad. Uiteraard is de slang de duivelse personificatie bij zo’n ontmoeting. Al sinds jaar en dag verzamel ik afbeeldingen van gebrandschilderde glas-in-loodramen, beeldhouwwerken, muurschilderingen en dergelijke, die ik in kathedralen, kerken en kloosters aantref. Slangen vinden in de vrije natuur gaat me stukken slechter af dan ze ontdekken óp of ín deze kunstwerken. Ik vind het interessant om te zien hoe de christelijke iconografie de gelovigen in de loop der eeuwen geholpen heeft om visueel kennis te nemen van de voorbeeldige levens van heiligen. Maar heel weinig gelovigen waren in de begintijd van het christendom - en trouwens ook nog lang daarna, geletterd. Vandaar dat muurschilderingen, beeldhouwwerken en gebrandschilderde glas-in-loodramen de biblia pauperum, de bijbel van de armen, vormden, de plaatjes die de religieuze verhalen illustreerden. Op zo’n afbeelding is een heilige altijd uitgerust met attributen die een rol speelden in zijn leven. Bij veel heiligen is de slang zo’n attribuut.

 

Ik wil u een voorbeeld van zo’n iconografische slang geven. De heilige Margareta van Antiochië was een beeldschoon, adellijk meisje, dat begeerd werd door de prefect van haar streek. Hij was heidens, zij, jammer voor hem, christelijk. En een van de standvastige soort. Want ondanks onvoorstelbare martelingen (op de site van Heiligennet.nl tref je een misselijkmakend opsomming aan), volhardde ze in haar weigering om haar geloof te verzaken. Tussen de martelingen door, bad ze tot God om haar te laten zien tegen wie ze aan het vechten was en onmiddellijk verscheen er een verschrikkelijke draak die zich op haar wilde storten. Margareta maakte echter een kruisteken, waarop het ondier verdween. Niet vreemd dan ook dat de iconografie Margareta laat zien met een slang/draak aan haar voeten. In tal van kerken heb ik een degelijke voorstelling aangetroffen. Twee ervan wil ik u hier laten zien. Het beeld trof ik aan in de kerk van Riom, (Puy-de-Dôme, Frankrijk), het prachtige gebrandschilderde glas-in-loodraam is te bewonderen in het kasteel van La Rochefoucauld (Charente, Frankrijk).

​

Nota bene: gebrek aan opslagcapaciteit verhindert het tonen van deze afbeeldingen!

​

Literatuur

  • Chevalier, J., 1974. Dictionnaire des symbols. Quatre volumes. Ed. Seghers, Paris.

  • Goldschmidt, Tijs, 2009. Kloten van de engel. Amsterdam.

  • Voragine, Jacobus de, 1993. The Golden Legend. Readings on the Saints. Two volumes. Princeton University Press, Princeton.

 

Internetsites

​

Eerder verschenen in Litteratura Serpentium 43 (2023), 96-100.

​

​

​

​

De mens als prooi

 

In Litteratura Serpentium jaargang 30 (2010), heeft Ruud de Lang een interessante bijdrage geschreven over rampzalige ontmoetingen tussen mens en reuzenslang. Uit recente berichtgeving blijkt dat zijn artikel van toen nog niets aan actualiteit heeft ingeboet. Onderstaande verschrikkelijke gebeurtenissen moeten dan ook gezien worden als een bescheiden toevoeging aan zijn lange lijst van gevallen, die liep tot aan 2010.

 

In The Guardian van 26 oktober 2022 berichtten Rebecca Ratcliffe en Reno Surya over een 54-jarige plantagewerkster op Sumatra, die ten prooi was gevallen aan een python van zo’n zeven meter. Jahrah, zoals de vrouw heette, was ’s morgens naar haar werk vertrokken, maar ’s avonds niet teruggekeerd naar huis. Haar man rapporteerde haar vermissing en ging naar haar zoeken. Op de plek waar ze gewoonlijk werkte, trof hij enkele attributen van haar aan: haar sandalen, haar hoofddoek,  jasje en de gereedschappen die ze gebruikte voor haar werk. Hij alarmeerde anderen en niet al te lang daarna ontdekten ze vlak bij de plaats waar de vrouw was verdwenen, een python. Het dier werd er al snel van verdacht iets te maken te hebben met de verdwijning van de vrouw, en nadat het was gevangen, troffen ze de vrouw inderdaad in de maag van het dier aan. Normaliter prederen pythons op kleinere prooien en zijn menselijke slachtoffers zeldzaam. Er is waarschijnlijk sprake geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden: een hongerige python van een behoorlijke lengte en een potentiële menselijke prooi, die wellicht qua postuur geen probleem heeft opgeleverd; of mogelijk heeft de vrouw de python tijdens haar bezigheden verstoord, daardoor een schrikreactie bij het dier teweeggebracht, met rampzalige gevolgen.

 

De schrijvers memoreren in hetzelfde artikel een voorval uit 2018, waarbij een reusachtige python op het eiland Muna bij Sulawesi een vrouw had verzwolgen. Ze was haar tuin in gegaan die aan de voet van een rots lag, waarvan het bekend was dat slangen in de grotten ervan leefden. In 2017 was een boer op Sulawesi ook slachtoffer geworden van een hongerige python. Olivier en Hope vermelden beiden ettelijke, deels dezelfde, verhalen over mensetende slangen. Soms zijn het verhalen van ‘horen zeggen’ – met alle onbetrouwbare gevolgen vandien, maar er is ook sprake van verslagen die gerenommeerde herpetologen hebben opgetekend en die daarom geloofwaardiger zouden moeten zijn. Vaak blijken mensen inderdaad wel eens te zijn opgegeten door pythons of anaconda’s, maar evenzovele keren hebben dergelijke slangen weliswaar mensen gedood, maar hun prooi vervolgens niét verorberd. Dan zou er sprake kunnen zijn geweest van een vergissing van de slang of een onvoorzichtigheid van de mens.

 

Niettegenstaande de vele reportages die berichten over reuzenslangen die mensen eten, zijn herpetologen het er met elkaar over eens, dat slangen weliswaar mensen kunnen doden, maar dat zelden doen. Reuzenslangen kunnen veel grotere prooien dan mensen aan en het is dan ook intrigerend waarom er zo weinig mensen ten prooi vallen aan pythons en anaconda’s. Mensen zijn immers relatief zwak, hebben geen scherpe klauwen en reusachtige kaken om zich te verdedigen. Dat is met de gebruikelijke prooien van pythons en anaconda’s wel anders.

 

Bizar zijn de vele broodje-aapverhalen, die slangenhouders waarschuwen voor slechte intenties van hun reuzenslangen. Internet en Youtube staan er vol mee. Het bizarst is wel het verhaal van een slangenhoudster die met haar python in bed sliep. Het dier zou op enig moment gestopt zijn met eten en zich naast haar uitgerekt hebben, alsof hij haar wilde opmeten. Toen de vrouw met een dierenarts over deze verschijnselen sprak, schrok die, en zou de vrouw gezegd hebben dat haar lievelingsdier voorbereidingen aan het treffen was om haar op te eten. Mensen die méér kennis van slangen dan de dierenarts hadden, ontzenuwden de waarschijnlijkheid van deze verklaring op overtuigende wijze.

 

Er mag één gebeurtenis, gerelateerd aan dit onderwerp, niet onvermeld blijven. Die betreft de actie van Paul Rosolie, die zich uit idealistische overwegingen liet verslinden door een anaconda. Rosolie is al jarenlang werkzaam in het Amazonegebied, en ziet met lede ogen de teloorgang van dat leefgebied van zoveel dieren en planten aan. Hij wilde daar een discussie over uitlokken en riep daarbij de hulp van een anaconda in. Het interview met Paul is terug te vinden op de site van Televizier op de datum 1 december 2014. Het blijkt dat zijn actie de nodige weerstand opleverde en dat een petitie van Discovery om uitzending van de reportage te voorkomen, door 40.000 mensen werd gesteund. Die hadden allemaal medelijden met de slang, terwijl er vanwege de (moedwillig aangestoken) branden in het Amazonegebied, branden waartegen hij nou net met zijn stunt wilde protesteren, tijdens Pauls stunt duizenden slangen verbrandden. Een petitie om het regenwoud te beschermen kreeg  slechts 159 handtekening! Op Youtube is een video te zien waarin de anaconda – het zal wel een exemplaar van Eunectus marinus zijn geweest - weinig moeite schijnt te hebben met het verorberen van zijn belager. Paul Rosolie was gekleed in een speciaal pak met een zuurstofvoorziening en contactmogelijkheden met het team dat kon ingrijpen, en werd pas verzwolgen, nadat hij de anaconda daartoe met pesterijen had uitgenodigd. Hij is al tot zijn middel in de slang verdwenen, als het filmpje stopt. Uit het interview blijkt, dat Paul de nodige beschadigingen heeft opgelopen, maar dat de anaconda weinig last schijnt te hebben ondervonden van zijn ongewilde zwelgpartij. Het was niet de bedoeling van Paul Rosolie om te bewijzen dat reuzenslangen mensen kunnen opeten, maar hij heeft dat met zijn stunt wél gedaan.

 

Literatuur

Bellosa, H., Dirksen L., & Auliya, M., Faszination Riesenschlangen. Mythos, Fakten und Geschichten. München, 2007.

Olivier, James A., Snakes in Fact and Fiction. New York, 1958.

Pope, Clifford. H., The Giant Snakes. The natural History of the Boa constrictor, the Anaconda and the largest Pyhtons. New York, 1961.

Lang, Ruud de, ‘De netpython (Broghammerus reticulatus) en de mens eten elkaar: dieren, eet smakelijk!’ Litteratura Serpentium jaargang 30 (2010) 254-269.

​

Eerder gepubliceerd in Litteratura Serpentium 42 (2022), 163-167.

​

​

​

​

​

bottom of page