top of page

Big snake. The hunt for the world's longest python

Robert Twigger

London, 1999. ISBN 0575066288. Prijs: £ 15,99. 


Never go to look for snakes.
Wait until they find you!
C.J. Ionides 

Afmetingen van reuzenslangen hebben altijd tot de menselijke ver-beelding gesproken. Hoe graag zou een dierentuin niet willen pron-ken met een python van, laten we zeggen, 30 of 40 meter? Ondanks alle oude verhalen die de ronde doen over monsterlijke reuzen-slangen, zijn de verwachtingen ten aanzien van maximum lengtes van slangen tegenwoordig wat realistischer. Zo liggen er al flinke beloningen klaar voor degene die een levende slang van 'maar' 30 voet (± 9 meter) of meer vangt: een prijs van $ 5.000,-, uitgeloofd door de Zoological Society van New York (Grzimek VI, 451), terwijl de Rooseveltprijs maar liefst $ 50.000,- bedraagt. Omdat beide prijzen nog niet zijn toegekend, lijkt het erop dat afmetingen van rond de tien meter al speculatief zijn, laat staan dat er sprake zou zijn van nóg grotere slangen. 

 

Robert Twigger - niet speciaal een liefhebber van slangen - kreeg toe-vallig lucht van de Rooseveltprijs. En omdat hij aan de vooravond van zijn huwelijk stond, besloot hij ter afsluiting van zijn vrij-gezellenleven een poging te ondernemen de langste slang ter wereld te vangen en de daarbij behorende prijs in ontvangst te nemen. Hij verdiepte zich in de herpetologie en kwam daarbij o.m. terecht bij het verhaal van Plinius waarover ik elders zal uitweiden. Zijn tocht leidde hem niet naar Zuid-Amerika, naar de biotopen van de ana-conda's. Iemand had hem ingefluisterd dat dat weliswaar ook lange slangen zijn, maar dat zij vooral zwaar zijn, en zeker niet lang ge-noeg zijn voor zijn doel. Zijn aandacht ging dus uit naar de gebieden waar Python reticulatus voorkomt, de soort waarover hij interes-sante gegevens had gelezen. Wie weet heeft van de heldhaftige ge-vechten die Antieke en Braziliaanse slangenvangers hebben moeten leveren met hun reuzenslangen, zal het enigszins hoogmoedig van Twigger vinden, dat hij met een beperkt aantal gidsen en zo op het oog niet overtuigende uitrusting de bush van Maleisië en Kaliman-tan is ingetrokken. 

Big Snake gaat over meer dan alleen maar de queeste, het avontuur van een held, naar de langste slang ter wereld. Big Snake gaat vooral ook over mensen. Twigger heeft tijdens zijn voorbereiding­en, maar zeker ook tijdens zijn zoektochten zelf, onmisbare steun gehad van tal van mensen. Te beginnen met de sympathieke Ernie Thetford, slangenverzorger in Howlett's Zoo, tot de uitvoerig beschreven raad-gevers, gastfamilies en gidsen in Maleisië en op Kalimantan en Buru. Al deze mensen beschrijft Twigger uitvoerig, evenals hun 'biotopen' en hun dagelijkse beslommeringen. Die hebben ze in overvloed. En behalve passages die direct met de zoektocht naar de langste slang ter wereld te maken hebben, bevat Big Snake tal van royale, antro-pologische zijwegen die Twigger óók heeft moeten bewandelen: van een onderzoek naar een moord in de jungle bij Long Dao, tot een be-zoek aan een cocktail party waar miss Revlon Asia acte de présence gaf. Ook dát levert interessante lectuur op, al zullen veel slangen-liefhebbers pas weer echt geïnteresseerd gaan lezen als Twigger eindelijk weer eens de bush intrekt 


Twigger heeft een bijzonder afscheid van zijn vrijgezellenleven ge-had. En passant heeft hij me interessante en intrigerende gegevens verteld. Vaak vormden die een aanvulling op zaken die ik al uit an-dere bronnen wist, of die daar leuke varianten op waren, al kunnen ze, denk ik, niet allemaal aangemerkt worden als de laatste ont-wikkelingen op puur herpetologisch gebied. Ik doe een greep uit de passages die ik in mijn exemplaar onderstreept heb:

  •  Nicotine is een geschikt middel om slangen te doden (pag. 24). Al van oudsher circuleren er verhalen, dat menselijk speeksel do-delijk zou zijn voor slangen. Er zijn reisverslagen waarin sprake is van optredens van slangenbezweerders die gebruik maken van de speciale uitwerking van speeksel op hun dieren. Agressieve slangen worden van de ene seconde op de andere apathisch - zelfs cataleptisch - nadat de bezweerder hen in de bek heeft gespuugd (Keimer, 51; Van der Voort, Bijlage A, 143-146). Anton van Woerkom informeerde mij, in een ander verband, over een mogelijke verklaring voor 'werkzaam speeksel' die prof. dr. L. Brongersma hem eens vertelde. Deze Leidse herpetoloog ging vroeger veel op slangenjacht om de collectie van het Rijks-museum in Leiden aan te vullen. Hij constateerde, dat zijn in-landse helpers een eenvoudige methode gebruikten om gevangen slangen te euthanaseren zonder ze te beschadigen: ze kauwden een pluk tabak en stopte deze daarna in de bek van de slang. Die stierf daarna vrij snel aan een nicotinevergiftiging. Het is voor-stelbaar dat iemand die tabak heeft gekauwd en het dier daar­na in de bek spuwt, een tijdelijke verlamming veroorzaakt bij het dier, daar nicotine een zenuwgif is en de opname door het mondslijmvlies vrij snel gaat. Mogelijk dat het kauwen van an-dere kruiden een soortgelijk resultaat heeft

  • Python reticulatus staat o.m. bekend om haar vermogen oceanen over te zwemmen. Na de vernietigende vulkaanuitbarsting van de Krakatau in 1888, waren het exemplaren van deze soort, die weer als eerste het eiland gingen bewonen. Daartoe hadden ze wel honderden mijlen over open oceaan moeten afleggen (pag. 74; het zou me niet verbazen, als Twigger het werk van Pope heeft geraadpleegd, een interessant boek dat ik ná Twiggers boek in handen kreeg, waarin ik deze en andere informatie tegen-kwam).

  • Dat slangen lang zonder eten kunnen, is genoegzaam bekend. Toch was ik erg onder de indruk van Twiggers informatie over opnieuw een Python reticulatus die maar liefst 679 dagen zonder voedsel was gebleven (pag. 75). Dit vermogen, zegt Twigger, is hoogst welkom als je als slang een oceaan moet oversteken (ook dit gegeven kwam ik in Pope's werk tegen).

  • Ook al sinds mensenheugenis, doen er verhalen de ronde over slangenstenen. Slangenstenen (ook wel eens bezoar en draconi-tes genoemd) zijn stenen die sommige slangensoorten in hun kop zouden dragen. Het in bezit krijgen van zo'n steen was geen kleinigheid en vereiste een bepaald ritueel. Hij moest uit een levend exemplaar gehaald worden, anders ging de werkzaam-heid verloren. En die werkzaamheid was niet mis: zo moest je de steen twee tot drie dagen op een slangenbeet leggen, dan werd het gif eruit gezogen (Ameling, 102; Egli, 22; Van der Voort, 35). En in vergleden tijden heeft iemand er waterzucht mee bestreden (Van der Voort, 101). Ook Twigger noemt de slangensteen (pag. 81). Een inlander probeerde hem er een aan te smeren, en ver-telde hem dat de steen bestond uit geconcentreerd slangengif, en dat hij roodgloeiend zou worden als een slang in zijn buurt zou komen (in het Boerhaave-Museum in Leiden is in een vitrine een bezoar te bewonderen).

  • Niet minder intrigerend zijn de aanhoudende verhalen over slangen die melk drinken, die zelfs melk uit de uiers van run-deren zuigen (de 'Middeleeuwse boa', die zou voorkomen in Ca-labrië, in Italië, dankt haar naam aan het Latijnse woord bos, dat 'rund' betekent; deze slangen zouden runderen 'droogdrinken' en ze daarna verzwelgen. Op deze manier konden ze hele kuddes uitroeien - Van der Voort, 56-62). Twigger (pag. 106) gewaagt van een ooggetuige die beweert gezien te hebben hoe hij slangen aan de uiers van geiten had zien drinken. Hij geeft als mogelijke ver-klaring van melkdrinkende slangen, dat gifslangen die pas ge-molken zijn, weer op krachten geholpen worden door hun melk te geven. Hij schrijft dit toe aan sympathetische magie. Melk is voor de spijsvertering van slangen immers problematisch voed-sel en het schijnt dat ze het weigeren te drinken, zelfs wanneer hun water onthouden wordt. Niettemin is er in veel culturen sprake van melkoffers aan slangen, variërend van neger-stammen in Afrika en Hindoes in India, tot snake handling be-lievers in de Verenigde Staten (La Barre, 23 en noot 10).

  • Een oude cowboy-truc in het Wilde Westen was vroeger (nu nog?) een ring van mensenharen om een kamp leggen. Dat hield slangen weg, zo dacht men, omdat die er niet van houden om over harige obstakels te kruipen. In werkelijkheid, zo zegt Twig-ger (pag. 124), zullen de slangen een dergelijk beschermd kamp vermijden, omdat ze niet houden van de geur van mensen.

Nadat Twigger op enkele plaatsen bot gevangen heeft, gaat zijn laat-ste expeditie naar het eiland Buru. Zo ergens, dan zouden dáár echt grote slangen te vinden zijn. Een gids brengt hem inderdaad naar een heuvel waarin een reuzenslang zit. Het dier laat zich echter niet verleiden een speciale prooi te verslinden en uiteindelijk moeten de onfortuinlijke jagers de berg half afgraven om tenslotte toch nog tot de ontdekking te komen dat het een onbegonnen karwei is. 

Twigger moet naar huis voordat hij de langste slang ter wereld zelfs maar gezién, laat staan gevángen heeft. Toch is zijn queeste niet voor niets geweest, want hij is weliswaar op zoek geweest naar de langste slang ter wereld die hij niet gevonden heeft, maar hij heeft daardoor in ieder geval meer van zichzélf teruggevonden. Eenmaal thuis reppen telegrammen over een python die zijn Indonesische vrienden gevangen hebben en die aardig in de buurt van de gewenste lengte komt. Twigger kan echter niet terugkeren en het ziet ernaar uit dat zijn vrienden op Buru met een gevaarlijk probleem van een behoorlijke lengte in hun huis zitten. Zowel de beloning van de Zoological Society als die van president Roosevelt, zijn nog beschikbaar.... 

Overigens is het niet leuk om hier en daar in Big Snake te lezen wat er zoal met slangen gebeurt in Aziatische landen. Mensen in de jungle moeten op de eerste plaats hun honger stillen, al is het maar met slangen. Als dat niét nodig is, hebben ze eenvoudige methodes om er van af te komen: wat te denken van een levende Python reticulatus, een vat, benzine en een lucifer? Misschien heeft u ook wel eens uitzendingen van Discovery en National Geographic gezien, waarin slangen tot in onderdelen gebruikt worden vanwege hun al of niet genezende kwaliteiten (zie ook Even, 114-115). Zelf ben ik in het bezit van een opname waarin slangen levend en wel van hun gal ontdaan worden, nadat ze eerst opgehitst zijn door een mangoest. Ook aan slangenbloed worden medicinale, in het bijzonder potentie-verhogende kwaliteiten toegeschreven. Gespecialiseerde restaurants en bordelen treffen elkaar in de straten van sommige grote Azia-tische steden dan ook in een opmerkelijke symbiose als buren. 

Twigger heeft een aangename, soms een enigszins ironische manier van schrijven. Zijn uitgebreide woordenschat zorgde er echter me-nigmaal voor, dat ik - ik had niet altijd zin om een Engels woor-denboek te raadplegen - volstond met het maar naar de bedoeling begrijpen van bepaalde passages, in plaats van uit te vissen wat er letterlijk stond. Big Snake is géén handboek over het houden van grote slangen en - zoals ik al eerder terloops opmerkte - ook zeker geen boek met recente informatie over puur herpetologische kwes-ties. Het is wél een leuk boek voor wie én in slangen, maar zeker ook in ménsen is geïnteresseerd. 

Eerder verschenen in Litteratura Serpentium 20, 2000, 103- 106.

bottom of page