top of page

OVER EEN BEGINNEND HERPETOLOOG EN EEN OMGEKEERDE BLOEMPOT

 

Het eerste deel van de titel

■ Nog niet zo héél lang ben ik een praktiserend slangenhouder. Ik heb mijn belangstelling voor deze dieren jarenlang theoretisch gehouden, totdat het moment kwam waarop een kennis mij duidelijk maakte, dat theoretische belangstelling voor slangen heel gemakkelijk omgezet kan worden in een praktische. Een terrarium bleek inderdaad in een oogwenk te zijn gemaakt en vrouw en kinderen bleken heel inschikkelijk betreffende de nieuwe huisdieren, mits daarvan niets merkbaar zou zijn buiten de grenzen van mijn studeerkamer. Ik kocht een koppel Thamnophis sirtalis parietalis, slangen waarvan noch de aanschaf, noch de verzorging onoverkomelijke bezwaren opleverde en was dus slangenhouder. Ik kreeg daarna de neiging, die menig ander slangenliefhebber wellicht ook tevergeefs bestreden zal hebben: de neiging om aan het verzamelen te slaan. Een jaar na aanschaf van mijn eerste slangen had mijn hobby zich al uitgebreid tot acht dieren: vier van de soort Thamnophis sirtalis parietalis, drie van de soort Thamnophis sirtalis sirtalis en één Thamnophis sirtalis semifasciata. Deze dieren hadden alle gemeen, dat ze geen van alle gezondheidsproblemen kenden, iets wat mij als leek hoogst onwelkom zou zijn geweest. En met deze opmerking ben ik dan uiteindelijk aangeland bij het tweede lid van de titel. 

Een slang en een bloempot

Door bemiddeling van Jan van het Meer, Thamnophiskenner hij uitstek, kon ik in het bezit komen van een Thamnophis sirtalis sirtalis. Het was een vrouwtjesdier, dat weliswaar een stuk van haar staart miste (geamputeerd door een ongelukje tijdens het transport van Amerika naar hier), maar verder nog best voor nakomelingen zou kunnen zorgen. Ik aanvaardde zijn aanbod. Maar later, toen Jan de slang in zijn bezit had gekregen om hem mij door te sturen, bleek er meer met het dier aan de hand te zijn. Wat was namelijk het geval? In het terrarium bij de oorspronkelijke eigenaar, had deze als schuilmogelijkheid een omgekeerde bloempot geplaatst. Het gat in deze pot bleek echter onvoldoende ruimte te bieden aan het dier, en het was er dan ook op een gegeven moment in vast komen te zitten. Vervolgens was de slang aan het draaien gegaan om los te komen en had zich daarbij bijna middendoor geschuurd. Wat ik dan ook op 30 januari 1988 in een quarantaineterrarium deponeerde, had nauwelijks meer iets met een slang te maken. De wond, die op ongeveer vijftien centimeter van de kop zat, zag er gruwelijk uit: gemeen diep en wel twee centimeter breed, aan de buikzijde niet om aan te zien, met rafels aan de wondranden. Het beest was volkomen futloos, tongelde nauwelijks, moest vervellen, want had overal rafels huid zitten, maar had in dat laatste nauwelijks zin. Jan van het Meer had de wond nog ontsmet met gentiaan violet, zeer probaat middel uit grootmoeders tijd, maar ook een medicijn dat wonden afschuwelijker doet ogen. Tot slot bleek het dier ook nog onder de pokken te zitten. Het gezin, gaande weg toch geïnteresseerd geraakt in vaders hobby, gaf collectief uiting aan afschuw en medelijden, toen het dat zielig hoopje slang in het terrarium zag liggen.
 
Therapie met natuurgeneesmiddelen

Hoe moest mijn eerste patiënt behandeld worden? Ik had volstrekt geen ervaring. Ik besloot mijn intuïtie en de raadgevingen van mijn vrouw, die een aardige kennis van de natuurgeneeskunde heeft, (op) te volgen en heb de volgende therapie toegepast. Gedurende een aantal weken, heb ik deze gewonde slang dagelijks een kwartiertje in handwarm water laten zwemmen. Dat ging aanvankelijk niet van harte, het beest was er te uitgeput voor. Na het bad behandelde ik haar vervolgens met twee middelen uit de natuurgeneeskunde, te weten symphosan en johannesolie. Symphosan, een slijmachtige tinctuur die gewonnen wordt uit de wortels van de  verse Symphytum officinale (smeerwortel), heeft een brede werking in de natuurgeneeskunde. Het middel kan zowel in- als uitwendig toegepast worden. Ik koos voor dit medicijn, omdat het o.a. de afvoer van wondvocht en etter bevordert en het weefsel prikkelt tot granulatie (vorming van nieuw weefsel). Hoewel ik in plaats van de johannesolie ook een willekeurige baby-olie had kunnen nemen, ging mijn voorkeur toch uit naar olie met daarin Hypericum perforatum, omdat er stoffen in deze plant zitten die pijnen verzachten. 

Na al één dag lieten grote stukken huid los. Doordat daardoor minder rafels om het dier heen hingen, ging ze er wat toonbaarder uitzien. Na twee dagen bleek een eerste vervelling op deze manier zowat helemaal verwijderd te zijn. Op 7 februari 1988 smeerde ik haar, na het bad, weer in met johannesolie, twee uur daarna was ze opnieuw keurig verveld. Er was geen rafel meer te zien en haar huid was glanzend, soepel en mooi fel van kleur.  Opvallend in deze eerste dagen van behandeling was, dat de slang haar ligplaats voortdurend zocht op een plankje vlakbij de lamp, waarbij ze haar wond zo dicht mogelijk naar de warmtebron toekeerde. Voor mij was dit signaal van de slang aanleiding om de lamp langer aan te laten: de eerste veertien dagen heeft deze dan ook dag en nacht gebrand, iets waar ze duidelijk baat bij had. Zo zijn in deze periode bijvoorbeeld de pokken verdwenen. 


Twee weken heb ik geen ontlasting van haar gezien en hoewel haar toestand wat minder zorgwekkend was geworden, moest ze toch dringend voedsel hebben. Maar ze weigerde categorisch de stukjes wijting te accepteren die ik haar aanbood. Wel heb ik haar af en toe zien drinken van het water waarin ik enkele druppels echinaforce had gedaan (over dit middel hieronder weer.) Ik besloot haar te dwangvoederen, een vervelende onderneming, daar de slang zich hevig verzette en mijn zoon en ik haar vanwege haar wond maar moeilijk konden hanteren. Toch was deze ene dwangvoedering voldoende om haar aan het eten te krijgen, al was het wel duidelijk, dat de vis in erg kleine stukjes gesneden moest zijn. Bij het doorslikken ervan zag je, dat het passeren van de wond veel moeite kostte, en wellicht ook pijnlijk was. Met regelmaat produceerde de slang nu ontlasting en viel telkens gretig op de vis aan die ik frequent aanbood.

Na verloop van tijd, raakte de wond echter ontstoken. De slang verspreidde daardoor een bijzonder onaangename geur. Deze ontsteking heb ik met succes bestreden door haar te druppelen met echinaforce. Echinaforce is in de natuurgeneeskunde een waar panacé. Deze tinctuur, gemaakt van de Echinacea pupurea (rode zonnehoedswortel) is uiterst werkzaam tegen ontstekingen, doordat zij stoffen bevat die enerzijds bacteriegroei tegengaan en anderzijds de weerstand van het lichaam stimuleren. Echinaforce is dan ook hét middel bij infecties. Na verloop van tijd kon ik dan ook met de behandeling met echinaforce stoppen en die met symphosan voortzetten. Dat heb ik nog een half jaar gedaan, tot ik ben overgestapt op calendulacrème waarmee ik de inmiddels goed genezen plek bestrijk. Calendula officinalis is de Latijnse benaming voor de goudsbloem. Deze plant bevat nogal wat werkzame bestanddelen en bestrijdt aardig wat in- en uitwendige problemen. Ik koos het middel, omdat vooral huidproblemen er goed mee te behandelen zouden zijn. En dat deze laatste opmerking terecht is, heb ik inmiddels proefondervindelijk vastgesteld. De huid blijft echter gevoelig en kwetsbaar en maakt voortdurende verzorging voorlopig nog noodzakelijk. 

Een aardige bijkomstigheid om mee te eindigen is nog wellicht, dat de slang van de vaak toch wel vervelende en misschien ook wel pijnlijke behandelingen absoluut niet agressief of schuw is geworden, integendeel: ze laat zich rustig oppakken, onderging het druppelen en ondergaat het smeren heel gedwee en is erg tam. Je zou bijna spreken van aanhankelijkheid, als ze geen slang was! 


Slot

Ik zou voorzichtig enkele conclusies aan mijn ervaringen willen verbinden. De eerste is, dat bloempotten in een terrarium gevaarlijke voorwerpen kunnen zijn! De tweede is, met de nodige relativering uiteraard, dat deze slang het prima gedaan heeft met een therapie van natuurgeneesmiddelen, een therapie waarover ik in acht jaargangen van Litteratura Serpentiurm nooit ook maar één woord gelezen heb. Maar ook slangen zijn blijkbaar alternatief te helpen. Overigens zou ik het erg op prijs stellen, als herpetologen die ervaringen hebben met verwondingen zoals ik hier beschreven heb, mij zouden kunnen informeren over hún aanpak. 

Literatuur
Pahlow, Handboek van Geneeskrachtige Kruiden. Helmond, 1980.
Vogel, A., De kleine dokter. Elburg 1976.

Eerder verschenen in Litteratura Serpentium 9 (1989), 9-13.

bottom of page