KUKULKAN'S AFDALING
Inleiding
In 2001 maakte ik een rondreis door Honduras, Guatemala en Mexico. Ik bezocht onder meer de beroemde ruïnes van de Maya-stad Chichén Itzá in Yucatan, Mexico. Al eerder was me bij andere, soortgelijkesteden het ofiolatrische (slangenvererende) karakter van de Maya-religie opgevallen. Nergens echter heb ik dat zó indrukwekkend gevisualiseerd gezien als in Chichén Itzá. Jammer genoeg drong het volledige besef daarvan pas goed tot me door, toen ik weer eenmaal thuis was. Daar kreeg ik specifiekere literatuur onder ogen waaruit bleek op wat voor een bijzondere plek ik was geweest. Ik betreur het tot op de dag van vandaag dan ook, dat ik niet nóg meer en betere foto’s heb gemaakt en niet nóg intenser de sfeer van deze plek heb ingeademd.
Quetzalcoatl -Kukulcan
Je kunt hem in het oude Maya-gebied niet over het hoofd zien, de gevederde slangengod Quetzalcoatl. Op talloze piramides en andere bouwwerken tref je zijn vervaarlijke, gebeeldhouwde of in steen ge-graveerde kop aan. De Maya’s zagen in hem de god en cultuurheld die de aarde had geschapen en de landbouw had ingevoerd. Hierdoor werd hij ook het symbool van de vruchtbaarheid (Eliot 1977, 262). Hij was astronoom en mathematicus, uitvinder van het schrift en van de geneeskunde. Hij verbeeldde dood en opstanding in één. Hij was de god die zich, na zijn verdrijving, op een brandstapel offerde om vervolgens te reïncarneren als de planeet Venus, of die, in een andere versie, verdween op een vlot van slangen, na zijn volk beloofd te hebben nog éénmaal terug te keren (Uber 2002, 109; Willis 1994, 241). In zich verenigt hij de tegengestelde krachten hemel en aarde (Cirlot 1962, 276).
In Yucatan wordt Quetzalcoatl ‘Kukulcan’ genoemd. 'Can' betekent in de Maya-taal, naast ‘vier’ en ‘hemel’, ook ‘slang’. Kuk is te vertalen met ‘golf’. Kukulcan is bijgevolg ‘de kronkelslang’ (Uber 2002, 109). En als zodanig manifesteert hij zich tweemaal per jaar op een wel heel bijzondere plaats in Chichén Itzá.
Bijzonder huwelijk
Van alle inmiddels blootgelegde en al dan niet gerestaureerde bouwwerken, getuigt de piramide van Kukulcan van dit Maya-ruïnecomplex – de Spanjaarden noemden hem El Castillo - van een voor die tijd verbijsterend niveau van mathematische, astronomische en architectonische kennis (zie hiervoor het fascinerende boek van Hancock 1998; ook Jenkins1998). Bovendien blijkt in El Castillo een ongelooflijke getalssymboliek verborgen te zijn. Op geen enkele andere tot nu toe blootgelegde plaats, is het huwelijk tussen de religie van de Maya’s en hun wetenschap zo volmaakt gebleken. Dit huwelijk heeft een fascinerend ofiolatrisch monument opgeleverd: het monument dat het mogelijk maakt, dat op 21 maart en 22 september een zichtbare afdaling van Kukulcan in de gedaante van een slang plaatsvindt. Ik heb dit schouwspel jammer genoeg niet zelf kunnen zien, maar de rijk geïllustreerde literatuur erover heeft me in de loop der tijd overduidelijk gemaakt wat ik gemist heb. Ik wil hier enkele van de omstandigheden noemen, waarvan bij dit huwelijk tussen wetenschap en religie sprake is geweest.
Architectuur en getalssymboliek
El Castillo heeft een vierkante basis met een dubbelsymmetrische plattegrond. Deze vierkante basis refereert aan de kosmische voor-stelling van de Maya’s, die de kosmos als een plat vierkant zagen, dat gedragen werd door vier reuzen. Negen terrassen telt El Castillo, waardoor er een relatie ontstaat met de negen lagen die de Maya’s ook in het dodenrijk veronderstelden. Omdat elke zijde in tweeën gedeeld wordt door een trap, komen de zo ontstane achttien delen ervan overeen met de achttien maanden die een Maya-jaar telt. En passant komt ‘achttien’ nog eens terug in de hoek die het totaal van de basis ten opzichte van de top maakt: precies achttien graden. Het bijzondere van deze vier axiale trappen is het aantal van hun treden: 91 stuks, zodat de som van de vier trappen en de drempel bij het heiligdom op de top op 365 uitkomt.
De tempel heeft op de top drie openingen. Die worden gecreëerd door twee opgerichte slangenlijven. Zij symboliseren de Kuxan Sum, het levende koord, dat de heersers van de aarde verbindt met hun goden (www.isourcecom.com). De voet van deze bijzondere zuilen wordt gevormd door de opengesperde bekken van de dragende ratelslangen. De staarten met ratels van deze slangenpilaren dragen de balklaag van de tempel. Opmerkelijk is het aantal ratelsegmenten aan de staarten, namelijk vier. Vier was voor de Maya’s een bijzonder getal. Het staat voor de vier windrichtingen – zo was Quetzalcoatl o.a. de god van de wind (Willis 1994, 247) – en de vier hoeken van de hemel (Uber 2002, 109). Ook bij slangenzuilen bij andere bouwwerken hebben de ratels vier segmenten. Een prachtige foto hiervan is te zien bij Stierlin 2001, 201.
Astronomie
De Maya’s hadden een verbijsterende astronomische kennis. Ze hebben in Chichén Itzá vakkundig gebruik gemaakt van de momenten van de solstitia (zonnewendes) en de equinoxen (dag- en nachteveningen). De aarde beweegt zich tegen de klok in om de zon en neemt 365¼ dag in beslag. Om de jaren hiermee in de pas te laten lopen, is het nodig om om de vier jaar een extra dag toe te voegen aan de kalender: 29 februari. Doordat de aardas niet loodrecht staat, maar een hoek van 23½° richting poolster maakt, hebben we op de aarde met seizoenen te maken. Bij de lente-equinox staat de zon op 21 maart loodrecht boven de evenaar, en duren dag en nacht overal op aarde 12 uur. Op 21 juni hebben we te maken met het zomersolstitium. De zon staat dan loodrecht op de kreeftskeerkring en dat levert op het noordelijke halfrond de langste dag op. De herfstequinox vindt vervolgens plaats op 23 september, wanneer de zon opnieuw boven de evenaar staat. Ten slotte vindt het wintersolstitium op 22 december plaats. De zon staat loodrecht op de steenbokskeerkring, waardoor wij op het noordelijke halfrond te maken krijgen met de kortste dag. Op de momenten van de equinoxen, werpt de zon zijn stralen op een zodanige manier op de noordwestelijke trap van de piramide van Kukulcan, dat de daardoor ontstane schaduw een fascinerend lichtspel tot gevolg heeft. Het is aan de voet van deze noordwestelijke trap, dat twee levensgrote, opengesperde slangenkoppen rusten.
Kukulcan’s afdaling
Op 21 maart en 23 september, ’s middags, rond 16.19 uur, is het zo ver. De westelijke kant van de piramide werpt zijn schaduw over de noordelijke trap. Zeven grote lichtvlekken vormen, samen met zes donkere, één golvende lijn met de slangenkop aan de voet van de trap. Naarmate de tijd verstrijkt, wordt de lichtslang naar beneden toe korter, om uiteindelijk, rond een uur of zes ’s avonds bij de slangenkop geheel te verdwijnen. De illusie van een naar beneden kruipende slang is daarmee volkomen.
De bek van de slang aan de voet van de noordelijke trap is niet voor niets geopend. Uiteindelijk moet de god als het ware voet op aarde kunnen zetten. Voorbeelden van slangenkoppen waar in de geopende bekken het gezicht van een mens is te zien, vinden wij op veel andere plaatsen in het Maya-gebied. Anders dan je mogelijk zou aannemen, is hier geen sprake van een mens die opgegeten wordt door een slang, maar een die wordt uitgespuwd door, geboren wordt uit een slang. In Uxmal, een andere Maya-ruïnestad, zo’n tweehonderd kilometer van Chichén Itzá verwijderd, is dat op een indrukwekkende wijze in beeld gebracht. Op de gevel van het ‘nonnenklooster’, een naam die de Spanjaarden aan dit gebouw hebben gegeven, kronkelt een ratelslang met opengesperde bek, waarin een menselijk gezicht zichtbaar is. Een dergelijke ‘geboorte’ vindt ook plaats uit de tweekoppige slang, de slang die zo haar eigen symboliek heeft. Zij verenigt in zich leven en dood, is het doorgeefluik van de ene dimensie naar de andere.
Nu is het zo, dat op 21 maart en 23 september het licht- en schaduw- spel van Kukulcan volkomen is. Maar op andere data werpt de zon uiteraard ook zijn schaduw over de piramide en zijn er eveneens vlekken zichtbaar; alleen niet zo perfect als op de data van de equinoxen. Men neemt aan, dat de Maya’s de verschillende schaduw- en lichtpatronen interpreteerden als aanwijzingen voor het nemen van belangrijke initiatieven, zoals zaaien, oosten, trouwen en begraven.
Er valt trouwens nog meer te zeggen over Kukulcan’s afdaling. Wie de plattegrond van het Chichén Itzácomplex bekijkt (bijvoorbeeld in Stierlin 1994, 187), ziet dat Kukulcan uiteindelijk richting cenote sagrado, oftewel de heilige bron afdaalt. Voor de Maya’s vormden dergelijke bronnen, die al of niet in verbinding stonden met onder-aardse waterlopen, de toegang tot de onderwereld. Kukulcan kon, zodra hij op aarde was geland, linea recta richting onderwereld kruipen! Aan de zuidkant van de cenote staat een altaar. Omdat in de bron naast koperen, gouden en jade objecten ook menselijke botten zijn gevonden, laat zich raden wat er zoal op dit altaar geofferd werd.
Dergelijke cenotes waren overigens ook om een praktische reden belangrijk. Ze vormden belangrijke drinkwaterreservoirs en hun aanwezigheid op een plaats met weinig neerslag vormde een voor-waarde om er een stad te kunnen stichten (Grube 2001, 429). Wie de site van mysteriousplaces.com bezoekt, krijgt een fascinerende cenote-onderwereld te zien.
Alvorens bij de ingang van de onderwereld te komen, moest Kukulcan het Venus-plateau passeren. Op dit plateau vonden ter ere van Venus - voor de Maya’s de morgen- en de avondster en een bijzonder dreigende en oorlogszuchtige planeet (Jenkins 1998, 12) – op speciale data rituelen plaats. Het plateau zelf is, hoe kan het ook anders, versierd met twee slangenkoppen (foto 7).
Crotalus dursissus durissus
Ratelslangen. De talloze slangenafbeeldingen op de ruïnes van ver-gleden culturen zijn die van ratelslangen. Het kan dan ook bijna niet anders, of de Kukulcan-slang die jaarlijks tweemaal de aarde bezoekt, is een ratelslang. Lees het fascinerende artikel van Kathleen Rogers in dit nummer, waarom dit wel een Crotalus durissus durissus moet zijn!
Ik dank Marc Mense hartelijk voor het beschikbaar stellen van enkele foto’s.
Eerder verschenen in Litteratura Serpentium 26 (2006), 71-79.