top of page

HOE OUDER DE VERHALEN, DES TE GROTER DE SLANGEN 

N.a.v. Robert Twigger, Big snake. The hunt for the world's longest python

Maar liefst 120 voet, laten we zeggen zo'n 36 meter, moet de 'boa' zijn geweest, die consul Attilius Regulus tijdens de Punische Oorlog in 256 vóór Christus in Afrika gedood zou hebben aan de oevers van de Bagradas. Dat was bepaald geen peulenschilletje geweest: hij had er het materieel voor nodig gehad waarmee hij normaal gesproken steden belegerde en het gevecht had heel wat van zijn manschap-pen het leven gekost. Niet zonder trots heeft hij de huid van het gigantische dier, alsmede diens ribben naar Rome gebracht, waar iedereen deze trofeeën kon bewonderen (Plinius, VIII, xiv, pag. 29; Van der Voort, 56-62). 

Is 36 meter al een ongeloofwaardige afmeting, ze valt in het niet vergeleken met die van twee slangen die de Indiase koning Abisares als huisdier hield: de ene zou een lengte hebben gehad van 98 me-ter, de andere zou de toch ook nog wel respectabele lengte van 56 meter hebben gehad. Toen Alexander de Grote, zoals altijd op ver-overingstocht, ervan hoorde, heeft hij een ommetje gemaakt om deze indrukwekkende dieren te kunnen aanschouwen (Aelianus, XVI, 39). 

Plinius weidt niet uit over het gevecht van Regulus met de 'boa' die uiteindelijk gedood werd. We kunnen echter wel een idee krijgen van hoe heet het er aan toe is gegaan, als we het verslag van Dio-dorus lezen over de vangst van een dier van slechts 21 meter. Jagers hadden deze reuzenslang ontdekt en hadden haar goed geobser-veerd. Gewoonlijk lag ze bewegingloos te wachten tot er een prooi-dier zijn dorst kwam lessen, om het dan met haar geweldige kaken te grijpen, met lichaamslussen te omwikkelen en zo te doden. Om-dat de slang erg traag was, hoopten de jagers haar met strikken en kettingen te kunnen overweldigen. Toen ze echter aldus gewapend in de nabijheid van de slang kwamen, haar vurige ogen zagen, haar in- en uitschietende tong bespeurden en het angstaanjagende ge-luid van haar over elkaar gewreven schubben hoorden, zonk de moed hun in de schoenen. Niettemin wierpen ze een lus over de staart van de slang. Maar nauwelijks had ze die gevoeld, of ze draai-de zich luid sissend om, greep het hoofd van de voorste belager tus-sen haar kaken en verslond hem levend. Een tweede belager om-wikkelde ze met haar lichaam en kneep hem fijn. De overigen sloegen op de vlucht. Geldzucht deed de overlevenden hun toe-vlucht zoeken tot een list, daar geweld tegen dit dier altijd tekort zou schieten. Ze maakten van dikke twijgen een soort visnet, dat groot genoeg was om het hele dier te kunnen bevatten. Toen de slang haar schuilplaats verliet, maakten de jagers de toegang ertoe dicht, en maakten in de buurt een ander hol, waarin ze het net goed gecamoufleerd aanbrachten. De boogschutters, slingeraars, ruiters, trompetters en nog meer van dat volk, legden zich in hinderlaag langs de weg die het ondier gewoonlijk naar haar hol nam. Toen de slang eraan kwam, werd ze van alle kanten aangevallen, ook door honden, waardoor ze in paniek raakte en naar haar schuilplaats wilde vluchten. Tevergeefs zocht ze naar de ingang en ze nam ten-slotte haar toevlucht in het hol dat de jagers voor haar geprepa-reerd hadden. Het net werd dichtgetrokken en naar buiten gezeuld. Maar de slang richtte haar woede nu op het net en ze zou dat ver-nield hebben, als de jagers haar niet ter afleiding met speren en pij-len in haar staarteinde hadden gestoken. In triomf werd de buit naar Alexandrië gevoerd, waar koning Ptolomaeus II de jagers vor-stelijk beloonde. Het verhaal wil verder, dat het dier door uit-hongering murw werd gemaakt en uiteindelijk erg tam werd. Ptolo-maeus toonde haar aan iedereen die haar maar wilde zien (Keller II, 293-294). 

De vermelde afmetingen van de slangen lijken niet erg betrouw-baar. Hoe verder terug in de tijd, hoe moeilijker ze ook te contro-leren zijn. Toch blijven verhalen over reuzenslangen regelmatig te-rugkeren, ook in onze eeuw. Abuys verhaalt een dergelijke anekdote over een anaconda. In 1948 zou in Brazilië een afdeling soldaten in gevecht zijn geraakt met een anaconda van 48 meter lengte. Hierbij stortten huizen in en kantelde een aantal auto's (Abuys, 130). 

Literatuur 
Abuys, B., 'De slangen van Suriname, deel II: De families Aniliidae en Boidae'. In: LS, jrg. 2 (1982), 112-133. 
Aelianus, De Natura Animalium, with an English translation by A.F. Scholfield. Loeb Classical Library. Harvard University Press. London. 3 Vols. 1958, 1959. 
Ameling, A., De adder. Utrecht, 1978. 
Barre, W. la, They shall take up serpents. Psychology of the southern snakehandeling cult. Minneapolis, 1962. 
Egli, H., Das Schlangensymbol. Geschichte, Märchen, My-thos. Wissenschaftliche Buchgesellschaft, Darmstadt, (1985). 
Even, E., 'Enkele bijzondere slangen in Shanghai-Zoo'. In LS jrg. 19 (1999), 111-117. 
Grzimek, B., Het leven der dieren, in zestien delen. Deel VI, Rep-tielen. Utrecht, 1973. 
Keimer, L., Histoires de serpents dans l'Egypte ancienne et moderne. Mémoires présentés à l'Institut d`Egypte et publiés sous les auspices de sa majesté Farouk Ier, roi d'Egypte. (Tome cinquante). Le Caire, 1947. 
Keller, O., Die antike Tierwelt. 2 delen. Leipzig, 1909-1913. 
Morris, R. and D., Men and snakes. London, 1968. 
Plinius, Naturalis Historia, 10 Vols. Loeb Classical Library. Harvard University Press. London. 
Pope, C., The Giant Snakes. The Natural History of the Boa constrictor, the Anaconda and the largest Pythons.New York, 1961. 
Voort, M. van der, Van serpenten met venine. Jacob van Maerlants boek over slangen hertaald en van herpetologisch commentaar voorzien. Hilversum, 1993. 
Voort, M. van der, Dat seste boec van serpenten. Een onderzoek naar en een uitgave van boek VI van Jacob van Maerlants Der naturen bloeme. Hilversum, 2001.

bottom of page