top of page

De Slang

John Godey

Utrecht 1991. ISBN 9044923986. fl 10,-

Om te beginnen twee citaten:
In de bovenkaak van de slang zaten maar twee tanden, de giftanden die ankylotisch aan de binnenkant van het kaakbeen bevestigd wa-ren. In de giftanden zaten groeven waardoor het gif uit de gifklier, waarmee ze waren verbonden, stroomde. De tanden van de gifslang waren sterk onderhevig aan slijtage en moesten daarom van tijd tot tijd vervangen worden. Soms braken ze voortijdig af. Maar dan schoven de vervangende tanden, die altijd vlak achter de functio-nerende tanden groeiden, op om de plaats van de verloren gegane tanden in te nemen. Deze cyclus van verliezen en vervangen ging het hele leven van de slang door. (pag. 55-56) 

Van een willekeurige andere bladzijde:
Vervellen is een gebiedende eis in het leven van een slang. In tegen-stelling tot de meeste dieren houdt een slang, van zijn geboorte tot zijn dood, nooit op met groeien. Omdat hij letterlijk uit zijn hoorn=-achtige huid groeit, is hij genoodzaakt die op gezette tijden, drie- of viermaal per jaar, af te werpen. (pag. 75) 

Wie de uitgave van dit boekje niet kent, zou aan de hand van deze ci-taten abusievelijk kunnen denken dat er sprake is van een herpe-tologisch handboek. Niets is minder waar: het is een 'Zwart Beertje' van uitgeverij Bruna, dus een deeltje uit een serie van politie‑, de-tective‑, spionage‑ en dergelijke romannetjes. Ik zag dit boekje toe-vallig in de vakantiedraairnolen vol lectuur bij mijn boekhandel staan en werd geïntrigeerd door de vervaarlijk opengesperde bek van een adder of ratelslang op de voorkant. Ik besloot het voor ƒ 10,‑ niet te laten liggen. Herpetologen die niet alleen wetenschappelijk met hun hobby willen bezig zijn, kunnen mogelijk enige leuke uren doorbrengen in dit werkje, vandaar dat ik hen er opmerkzaam op wil maken. 

Waar gaat het over? Een zeeman heeft zich een slang in de handen laten stoppen waarvan hij niet weet wat het voor iets is. Wanneer deze ruige zeebonk in New York in Central Park terechtkomt, wordt bij overvallen en gedood. De inhoud van zijn kist komt daarbij vrij en de overvaller wordt herhaaldelijk gebeten door wat dan een zwar-te mamba blijkt te zijn. Hij heeft dat nauwelijks in de gaten, maar voelt al binnen afzienbare tijd de gevolgen ervan. Als hij diezelfde nacht nog naar het ziekenhuis wordt gebracht, lijdt hij aan sym-ptomen die veel lijken op die van een overdosis hard drugs. Inten-sieve behandeling mag niet meer baten. Terloops worden wel de vier kleine gaatjes op de dij van het slachtoffer opgemerkt en wordt er even terloops aan een slangebeet gedacht. 

De slang maakt van de nood een deugd: Central Park is uitgestrekt en er is voedsel voldoende te krijgen. Jammer dat ze telkens gecon-fronteerd wordt met mensen. Om een lang verhaal kort te maken: bij herhaling worden mensen door de mamba aangevallen en gebeten en al gauw heeft de slang een aardige rijtje doden op haar geweten. Ondertussen reageert de lokale overheid (er zijn burgemeesters-verkiezingen aan de gang) met de gebruikelijke Amerikaanse over-kill: gedwongen door de pers worden honderden agenten aan het zoeken gezet, zonder resultaat. Ook de herpetoloog die al gauw door de politie in de arm wordt genomen heeft aanvankelijk weinig suc-ces. Deze laatste slaagt er echter na verloop van tijd in steeds meer inzicht te krijgen in de plaats waar de mamba zich in Central Park ophoudt. De slang blijft overigens maar slachtoffers maken, zodat de gekste overwegingen worden geopperd om haar te vernietigen. 

Ik wil voor degenen die dit boekje mogelijk integraal willen lezen de verrassing niet helemaal weghalen en zal de clou dan ook maar ver-zwijgen. Alleen nog de opmerking, dat op het laatst de mamba zelfs het park verlaat om in een woning een vijftal gezinsleden te vergif-tigen. Bij deze passage herinnerde ik me al eens eerder zoiets gelezen te hebben. Bladerend in mijn beperkte herpetologisch bibliotheek stuitte ik al gauw op het werk van Sweeney, waar ik de volgende passage aantrof: 

 

Er is bijvoorbeeld een geval bekend uit Natal, opgetekend door Fitzsimons, dat een zwarte mamba de hut van een familie is binnengedrongen en vijf leden ervan heeft gedood, voordat ze kon ontsnappen. Vermoedelijk is dat alles in het donker gebeurd, en mensen en slang zullen allen in paniek gereageerd hebben, met rampzalige gevolgen voor de mensen (Sweeney, 1971, pag. 104, vrij vertaald). 

De auteur zegt in zijn voorwoord, dat hij onder meer van herpeto-logen en medici deskundige adviezen heeft gekregen. Dat laatste lijkt mij duidelijk zichtbaar in het boekje, want op de plaatsen waar hij geen gebruik maakt van deze specialisten en hij het van zijn eigen talenten moet hebben, vind ik het boek minder geslaagd: dat geldt zowel voor zijn beschrijvingen van de mentaliteit van de Ameri-kaanse overheid en dito samenleving, als voor de voordehandlig-gende manier waarop hij getracht heeft een met soft‑sex omgeroerde liefdesrelatie in het geheel te integreren. 

De 'slangenpassages' heb ik echter met interesse gelezen. Voor mij waren deze passages aanleiding mij wat meer te verdiepen in de in-formatie over de zwarte mamba zoals die bijvoorbeeld gegeven wordt in de boeken van Grzirnek, Trumau en de reeds eerder ge-noemde Sweeney. De schrijver blijkt zich dan aardig verdiept te hebben in zijn hoofdpersoon (voor zover ik dat kan beoordelen). Wel blijf ik het gek vinden, dat een slang die het hele werk door consequent voornaamwoordelijk met 'hij', 'hem' en 'zijn' wordt aangeduid op de allerlaatste pagina een vrouwtje blijkt te zijn, dat een symbolisch aantal eieren heeft gelegd.
  

Literatuur 
Grzimek, B., 1973. Het leven der Dieren. Deel VI, Reptielen. Utrecht. 
Sweeney, R., 1971. Snakes of Nyasaland. Amsterdam. 
Trutnau, L, 1982. Schlangen im Terrarium. Band 2, Giftschlangen. Stuttgart.

Eerder verschenen in Litteratura Serpentium.

bottom of page