top of page

EEN MOBIELE SLANGENEXPOSITIE IN FRANKRIJK

 

Het kon me afgelopen vakantie moeilijk ontgaan, dat er op 28 en 29 augustus van dit jaar in de Noord-Franse stad Péronne een expo-sitie te vinden was met levende reptielen: in de stad zelf en op weg ernaar toe, maakten felgekleurde affiches dat meer dan duidelijk. Dus zocht ik de 28ste het Parc du Sipe, waar ik een aantal geel-gekleurde opleggers aantrof. De teksten op deze opleggers maakten me duidelijk, dat het niet zomaar een slangenexpositie was, maar dat ik een heus Palais des reptiles ging bezoeken, met des reptiles vivants. Na € 7,- entree betaald te hebben, bleken de terraria zich in de opleggers te bevinden, waar ik de zieligste verzameling reptielen aantrof die ik ooit gezien heb.

Het begon al met de bakken. Ik zag meer dan één bak, waarvan het overduidelijk was dat die de afgelopen maand geen schoonmaak-beurt had gehad. Grote hopen feces bedekten de bodem, bijna nog meer dan het oorspronkelijke substraat. In nogal wat bakken lagen bovendien stukken vervelling. Die kun je natuurlijk opzettelijk la-ten liggen als interessant, educatief materiaal – zoals Walter Ge-treuer van Serpo dat doet met complete vervellingen, maar ik kon me niet aan de indruk onttrekken, dat deze resten vanwege de-zelfde reden in de bakken lagen als de uitwerpselen, namelijk van-wege luiheid en nonchalance. Dat was de eerste indruk.

Al gauw bleek, dat de bewoners van de terraria er niet veel beter aan toe waren. Menige slang was niet goed uit haar vervelling ge-komen en zag er maar gerafeld uit. Dat kan, behalve op een te ge-ringe vochtigheidsgraad, duiden op een gebrek aan vitamine A en mogelijk dus op slechte voeding. En dat was nog niet alles. Wat me bij andere slangen aanvankelijk nog niet opgevallen was, bleek overduidelijk bij een albinopython. Ik zag colonnes bloedmijten over het apathische dier marcheren. Eenmaal op deze besmetting opmerkzaam gemaakt, was het niet moeilijk om in andere bakken eveneens bloedmijten te ontdekken.

 

De jongedame die ik attendeerde op dit probleem, deed mijn op-merking af met de verontschuldiging dat het albinodier van een particulier was, en niet van de organisatie. Toen ik haar wees op de besmetting in de andere bakken, haalde ze haar schouders op en haastte zich weg om voor € 8,- een slang om een nek van een be-zoeker te draperen en daar een foto van te maken.

Het toppunt van zieligheid trof ik aan in een bak waar een python lag met een verwonding aan haar bek. De linkerlip van dit dier liet het bloederige kakement bloot. In plaats van dit dier te verzorgen en in de ziekenboeg te houden, lag het amechtig hijgend in zijn bak, vermoedelijk op zijn einde te wachten.

 

Tja, na twee dagen vertrok deze slangenexpositie, die zich numéro 1 en Europe durft te noemen, weer verder. Of er tussen alle bedrij-vigheden door nog tijd is geweest om bakken te verschonen en te ontsmetten, de dieren naar behoren te voederen en te verzorgen, waag ik te betwijfelen. Onbegrijpelijk hoe nonchalant en ongeïnte-resseerd deze ‘professionals’ met hun kostwinning omgaan. Nou zaten er in de collectie voornamelijk reuzenslangen. Dat zijn slan-gen die grote worpen kennen, slangen ook, die een particulier ge-makkelijk aanschaft, maar vanwege hun grootte na verloop van tijd ook weer vlot van de hand doet. Als je je als reizend reptielenpaleis over dat soort verstotelingen kunt ontfermen, hoef je je bij gevolg ook niet zo druk te maken over individuele dieren. Begrijpelijk, dat wel, maar daarom nog niet minder verfoeilijk.

 

Ik had spijt van mijn € 7,-. Niet alleen, omdat de hoeveelheid en variëteit aan slangen teleurstellend was, maar zeker ook omdat ik met mijn geld heb bijgedragen aan de instandhouding van een expositie die zo gauw mogelijk moet verdwijnen.

Eerder verschenen in Litteratura Serpentium 24 (2004).

bottom of page