top of page

NEDERLAND LEEST

​

THEO THIJSSEN - DE GELUKKIGE KLAS
 
â–  Column, uitgesproken ter inleiding van de afsluiting van Nederland leest in de bibliotheek van Asten, november 2007.

Dames en heren boekenliefhebbers, 


Bijna een miljoen exemplaren van De gelukkige klas hebben de afgelopen weken hun weg gevonden naar even zoveel Nederlanders. Die hebben dat prachtige cadeau ongetwijfeld in dank aanvaard. Daar zullen Nederlanders bij zijn die voor hun hobby aan ‘bezitsvorming’ doen en bij hen verdwijnt Theo Thijssen ongelezen en niet meer traceerbaar bij de rest van het bezit. Een deel van de overige gelukkige ontvangers heeft zich ongetwijfeld voorgenomen de genereuze geste van het CPNB op z’n minst met lezing van het cadeau te honoreren, maar drukke sociale bezigheden en championsleaguewedstrijden kunnen hen verhinderen dat ze meteen gevolg geven aan hun oprechte voornemen. Vermoedelijk komt het er, als Nederland leest eenmaal achter de rug is en De gelukkige klas uit de actualiteit verdwenen is, voor deze groep welwillenden niet meer van om het boek later nog ter hand te nemen. Gelukkig is er nog een derde categorie ontvangers: degenen die het niet alleen leuk vinden om het boek te krijgen, maar die sowieso van lezen houden en er dan ook direct aan begonnen zijn – te meer daar ze in dit specifieke geval volop de mogelijkheid geboden krijgen om op avonden als deze met elkaar van gedachten te wisselen over de merites van het boek. 

Maar… is het een uitgemaakte zaak, dat de enthousiaste lezers van de derde categorie De gelukkige klas gretig zullen lezen, of gelezen zullen hebben? Ik heb daar mijn bedenkingen bij. Ook voor wie géén moeite heeft met een duidelijk verouderde spelling en dito woordgebruik, voor wie niet afhaakt bij de zoveelste archaïsche formulering, voor wie er niet per se moorden hoeven te gebeuren om geprikkeld te worden om door te lezen, kan het een heel corvee zijn om Theo Thijssen van kaft tot kaft te lezen. In alle bescheidenheid wil ik mijzelf kwalificeren als een redelijk ervaren lezer, maar de eerlijkheid gebiedt me te zeggen, dat het me regelmatig overkomt dat ik een boek onuitgelezen, of, na me er doorheen geworsteld te hebben, ontevreden en onbevredigd wegleg. Ik heb dan niet direct spijt van de financiële investering – in het geval dat ik het teleurstellende boek gekocht heb - maar toch. Ik houd in zo’n geval alle mogelijkheden open om het later, als ik nóg rijper, misschien ook nog een beetje wijzer en in ieder geval ouder ben geworden, aan een herkansing te onderwerpen. Maar zoals ook zo vaak gebeurt in het echte leven: je krijgt nooit een tweede kans om een eerste indruk te maken en dat geldt ook voor een boek. Zelden neem ik zo’n ‘mislukkeling’ later opnieuw uit de boekenkast. Hoe vaak gebeurt het ook niet, dat je een boek niet eerlijk kunt beoordelen, omdat het geesteskind dat je ervóór gelezen hebt, zo indrukwekkend was! Ik denk bijvoorbeeld, dat ik Ik heet Karmozijn van Orhan Pamuk mooier gevonden zou hebben, als ik niet vlak ervoor Nachttrein naar Lissabon van Paul Mercier had gelezen. Soms moet je een ruime tijdspanne laten tussen het sluiten van het laatste en het openen van het volgende boek. 

Nu lijkt het erop, dat ik een aanloopje aan het nemen ben, om in verontschuldigende eufemismen te gaan vertellen dat De gelukkige klas mij teleurgesteld heeft. Niets is minder waar. Ik heb ervan genoten. Ik vind het een geweldig boek. Het zal u opvallen: ik praatte zo-even in respectievelijk de voltooid tegenwoordige tijd en in de onvoltooid tegenwoordige tijd. Dat laatste, omdat ik het aan het herlezen ben. Ik vind het – ook bij herhaalde lezing nu - inspirerend, stimulerend, ik vind het een ijkpunt, ik vind het hoogst actueel. Ik kom daar zo meteen op terug, maar eerst wat anders. Ik vermoed namelijk, dat het niet mijn leeservaring is, maar dat het mijn specifieke beroepsomstandigheid is, die mij de kwalificaties van zo-even heeft doen gebruiken. De omstandigheid dat ik als docent werkzaam ben – zij het in het voortgezet, en niet zoals meester Staal, in het basisonderwijs. Wie niet in een dergelijke situatie verkeert, zou wel eens een pittige strijd moeten leveren om De gelukkige klas uit te lezen. Ik kan me tenminste alleszins voorstellen, dat een lezer die niet aan het onderwijs gelieerd is, schouderophalend voorbijgaat aan de didactiek van het aanleren van de werkwoordsvormen waaraan Thijssen nogal wat woorden vuilmaakt. Of zich zuchtend afvraagt of het wel nodig is pagina’s lang uit te weiden over de overwegingen die Staal heeft bij het adviseren voor de extra cursussen Frans en Engels. En waarom is Staal zo obsessief bezig met die inspecteur? En zo zijn er wel meer passages waarvan ik me kan voorstellen dat ze de preoccupatie van lesgevenden nodig hebben om tot in de finesses beoordeeld en gewaardeerd te kunnen worden. Wel lijkt het me aannemelijk, dat niet aan het onderwijs gelieerde, erg volwassen lezers door nostalgische gevoelens zijn bekropen, als zij zelf nog met lei en griffel gewerkt hebben, of hun kroontjespen in de in de bank verzonken inktpot met schuifklepje hebben moeten dopen. Maar het zullen toch vooral de onderwijsgevenden onder de lezers zijn, die van ettelijke gebeurtenissen en bepaalde filosofietjes van Staal genoten zullen hebben, omdat diens ervaringen zich goeddeels probleemloos laten vertalen naar 2007. 

Maar intussen…  op mijn school hebben de vierdeklassers van VWO-HAVO, net als in de rest van Nederland, hun presentexemplaar in ontvangst mogen nemen. En dan wordt het een ander verhaal. ‘Meneer, is het 'het school?’ ‘Wat is een lei? ‘Hebben ze schoonschrijven als les en wat is dat?’ ‘Wat is een cahier?’ ‘Wat betekent deze zin: ’t Is vanmorgen als een nachtkaars uitgegaan?’ De laatste die dit vroeg, was trouwens al een heel eind gevorderd… Om precies dezelfde reden waarom ze Louis Couperus niet meer leest, ze geen waardering meer kan opbrengen voor Adriaan Roland Holst, ze van Ferdinand Bordewijk alleen Bint nog maar leest omdat het zo lekker dun is, zal de moderne jeugd Theo Thijssen diskwalificeren. Er is teveel inlevingsvermogen vereist, er staan teveel vreemde woorden in, Staal weidt uit over onderwijskundige zaken waar leerlingen zich niets bij kunnen voorstellen, zijn beschrijvingen doen menigmaal een appèl op een onzichtbaar geworden maatschappelijke dimensie. Maar toch: misschien moet het CPNB, moeten de onderwijsgevenden in Nederland hun hoop vestigen op dié witte raaf onder de jonge lezers, die wél geniet van De gelukkige klas, voor wie lezing ervan de katalysator is om een beroepskeuze voor het onderwijs te maken, die ineens snapt waar zijn docent mee bezig is, die zich voorneemt met dezelfde passie als Staal zijn toekomstige leerlingen geborgenheid en vakmanschap te bieden. Dát alles zou wel eens in beperkte zin een geweldige, gunstige bijwerking van deze jaargang van Nederland leest kunnen zijn. Want laten we wel wezen, en nu kom ik nog even terug op de actualiteit van De gelukkige klas, hoewel 'universaliteit' een beter woord zou zijn: meesters Staal zijn er immers niet alleen nodig in Nederland, maar ook in elke andere uithoek van de wereld. Maar goed, ‘actualiteit’, en dan heel speciaal die in Nederland. Wat zich meteen in het begin van Staals dagboek voordoet, is het gedoe met het klasseregister. Ik heb zitten gnuiven bij deze passages, omdat ze zich zo herkenbaar laten transponeren naar het huidige onderwijs. Directieven van het ministerie, inspectie of een directie kunnen zorgen voor een hoop commotie binnen een school. U hebt gezien hoe gewetensvol Staal en enkele andere collega’s ermee omgesprongen zijn, maar ook hoe zelfs bij de toegewijdste leerkracht weerzin en later ook slordigheid toesloegen. Om helemaal maar niet te praten over Kraak, die van meet af aan radicaal weigerde om mee te doen met die ‘flauwe kul’. Staal verzucht trouwens zelf enige tijd later, op instigatie van Zaalberg die had gezegd dat gymnastiek geen administratie is, dat onderwijs in het algemeen geen administratie is. Welnu, het huidige onderwijs is volop in beweging, móet dat ook zijn en de wijze waarop er in onderwijsland op veranderingen gereageerd wordt, is niet veel anders dan hoe dat op de armenschool van Staal gebeurde. Ook nu zijn er scholen, waar Kraken en Zaalbergen de hakken in het zand zetten, als een hoger echelon één graad koerswijziging wil doorvoeren, zijn er Stalen en Van der Lees die welwillend zijn, maar toch de vlag strijken na verloop van tijd. Terwijl deze kleine dramaatjes zich afspelen, zien we bij Staal in ieder geval, hoe die zich met hart en ziel inzet voor zijn overvolle klas, en raken we ervan overtuigd, dat het met die klas wel goed komt, ook al houdt hij zijn ‘paradeschrift’ niet bij. En daarin zit ‘m voor mij persoonlijk in elk geval, de essentie van De gelukkige klas: Staal is het prototype van de gepassioneerde, vakkundige onderwijzer op wie iedere klas in Nederland, inclusief de overzeese gebiedsdelen, recht heeft. Gewetensvol, begaan, oprecht geïnteresseerd, vóór alles vakkundig, met een groot inlevingsvermogen, bijna niet kwaad te krijgen; en áls hij eens uit zijn slof schiet, heeft hij daar zelf het meest last van. Ik zou Staal willen uitroepen tot het ijkpunt voor onderwijsland. Wanneer huidige onderwijsgevenden zich onvoldoende herkennen in Staal: inpakken en wegwezen en vakken gaan vullen. Toekomstige onderwijsgevenden: kijk, voordat je aan de opleiding begint, of je naaste familie van Staal bent; zo niet, ga dan iets in het bedrijfsleven doen. 

Er zijn aardig wat, al of niet literaire dagboeken: Dagboek van een herdershond, Dagboek van Anne Frank, Dagboek van een poes (van Remco Campert), Dagboek van de student Nicolaas Beets, Dagboek van een gek, en nog veel titels meer. Het dagboek van meester Staal kan, omdat het tot voor kort gecamoufleerd werd door de echte titel, niet bogen op een grote naamsbekendheid. In ieder geval heeft Nederland leest er dit jaar voor gezorgd, dat degenen die zich op grote afstand van het onderwijs bevinden, begrip en waardering hebben kunnen krijgen voor hen die, binnen de besloten muren van hun klaslokalen, ieder lesuur en dag in, dag uit, de concurrentie moeten aangaan met aantrekkelijker bezigheden voor jongeren dan Nederlands, aardrijkskunde of wiskunde. En vergis je niet: zowat álles is leuker, verleidelijker en interessanter dan school. Nederland leest heeft ervoor gezorgd, dat de op-afstand-beschouwers van het onderwijs begrip en waardering hebben kunnen krijgen voor hen die tegenwoordig moeten beschikken over veel méér dan uitsluitend vakkennis en de daarbij horende didactiek, omdat de opvoedkundige vanzelfsprekendheden van vroeger tijden goeddeels verdwenen zijn en hebben plaatsgemaakt voor mentaliteitsverwildering en een overgewaardeerd ‘ik’ van ál te assertieve of alle-dagen-heel-drukke leerlingen. Nederland leest heeft degenen die wél nauw betrokken zijn bij het onderwijs, ongetwijfeld hun eigen ‘Aha-Erlebnissen’ gegeven en de mogelijkheid om meester Staal als lichtend voorbeeld te blijven volgen. Want zonder diens liefde en passie is het onderwijs ten dode opgeschreven.

De mens als prooi

 

In Litteratura Serpentium jaargang 30 (2010), heeft Ruud de Lang een interessante bijdrage geschreven over rampzalige ontmoetingen tussen mens en reuzenslang. Uit recente berichtgeving blijkt dat zijn artikel van toen nog niets aan actualiteit heeft ingeboet. Onderstaande verschrikkelijke gebeurtenissen moeten dan ook gezien worden als een bescheiden toevoeging aan zijn lange lijst van gevallen, die liep tot aan 2010.

 

In The Guardian van 26 oktober 2022 berichtten Rebecca Ratcliffe en Reno Surya over een 54-jarige plantagewerkster op Sumatra, die ten prooi was gevallen aan een python van zo’n zeven meter. Jahrah, zoals de vrouw heette, was ’s morgens naar haar werk vertrokken, maar ’s avonds niet teruggekeerd naar huis. Haar man rapporteerde haar vermissing en ging naar haar zoeken. Op de plek waar ze gewoonlijk werkte, trof hij enkele attributen van haar aan: haar sandalen, haar hoofddoek,  jasje en de gereedschappen die ze gebruikte voor haar werk. Hij alarmeerde anderen en niet al te lang daarna ontdekten ze vlak bij de plaats waar de vrouw was verdwenen, een python. Het dier werd er al snel van verdacht iets te maken te hebben met de verdwijning van de vrouw, en nadat het was gevangen, troffen ze de vrouw inderdaad in de maag van het dier aan. Normaliter prederen pythons op kleinere prooien en zijn menselijke slachtoffers zeldzaam. Er is waarschijnlijk sprake geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden: een hongerige python van een behoorlijke lengte en een potentiële menselijke prooi, die wellicht qua postuur geen probleem heeft opgeleverd; of mogelijk heeft de vrouw de python tijdens haar bezigheden verstoord, daardoor een schrikreactie bij het dier teweeggebracht, met rampzalige gevolgen.

 

De schrijvers memoreren in hetzelfde artikel een voorval uit 2018, waarbij een reusachtige python op het eiland Muna bij Sulawesi een vrouw had verzwolgen. Ze was haar tuin in gegaan die aan de voet van een rots lag, waarvan het bekend was dat slangen in de grotten ervan leefden. In 2017 was een boer op Sulawesi ook slachtoffer geworden van een hongerige python. Olivier en Hope vermelden beiden ettelijke, deels dezelfde, verhalen over mensetende slangen. Soms zijn het verhalen van ‘horen zeggen’ – met alle onbetrouwbare gevolgen vandien, maar er is ook sprake van verslagen die gerenommeerde herpetologen hebben opgetekend en die daarom geloofwaardiger zouden moeten zijn. Vaak blijken mensen inderdaad wel eens te zijn opgegeten door pythons of anaconda’s, maar evenzovele keren hebben dergelijke slangen weliswaar mensen gedood, maar hun prooi vervolgens niét verorberd. Dan zou er sprake kunnen zijn geweest van een vergissing van de slang of een onvoorzichtigheid van de mens.

 

Niettegenstaande de vele reportages die berichten over reuzenslangen die mensen eten, zijn herpetologen het er met elkaar over eens, dat slangen weliswaar mensen kunnen doden, maar dat zelden doen. Reuzenslangen kunnen veel grotere prooien dan mensen aan en het is dan ook intrigerend waarom er zo weinig mensen ten prooi vallen aan pythons en anaconda’s. Mensen zijn immers relatief zwak, hebben geen scherpe klauwen en reusachtige kaken om zich te verdedigen. Dat is met de gebruikelijke prooien van pythons en anaconda’s wel anders.

 

Bizar zijn de vele broodje-aapverhalen, die slangenhouders waarschuwen voor slechte intenties van hun reuzenslangen. Internet en Youtube staan er vol mee. Het bizarst is wel het verhaal van een slangenhoudster die met haar python in bed sliep. Het dier zou op enig moment gestopt zijn met eten en zich naast haar uitgerekt hebben, alsof hij haar wilde opmeten. Toen de vrouw met een dierenarts over deze verschijnselen sprak, schrok die, en zou de vrouw gezegd hebben dat haar lievelingsdier voorbereidingen aan het treffen was om haar op te eten. Mensen die méér kennis van slangen dan de dierenarts hadden, ontzenuwden de waarschijnlijkheid van deze verklaring op overtuigende wijze.

 

Er mag één gebeurtenis, gerelateerd aan dit onderwerp, niet onvermeld blijven. Die betreft de actie van Paul Rosolie, die zich uit idealistische overwegingen liet verslinden door een anaconda. Rosolie is al jarenlang werkzaam in het Amazonegebied, en ziet met lede ogen de teloorgang van dat leefgebied van zoveel dieren en planten aan. Hij wilde daar een discussie over uitlokken en riep daarbij de hulp van een anaconda in. Het interview met Paul is terug te vinden op de site van Televizier op de datum 1 december 2014. Het blijkt dat zijn actie de nodige weerstand opleverde en dat een petitie van Discovery om uitzending van de reportage te voorkomen, door 40.000 mensen werd gesteund. Die hadden allemaal medelijden met de slang, terwijl er vanwege de (moedwillig aangestoken) branden in het Amazonegebied, branden waartegen hij nou net met zijn stunt wilde protesteren, tijdens Pauls stunt duizenden slangen verbrandden. Een petitie om het regenwoud te beschermen kreeg  slechts 159 handtekening! Op Youtube is een video te zien waarin de anaconda – het zal wel een exemplaar van Eunectus marinus zijn geweest - weinig moeite schijnt te hebben met het verorberen van zijn belager. Paul Rosolie was gekleed in een speciaal pak met een zuurstofvoorziening en contactmogelijkheden met het team dat kon ingrijpen, en werd pas verzwolgen, nadat hij de anaconda daartoe met pesterijen had uitgenodigd. Hij is al tot zijn middel in de slang verdwenen, als het filmpje stopt. Uit het interview blijkt, dat Paul de nodige beschadigingen heeft opgelopen, maar dat de anaconda weinig last schijnt te hebben ondervonden van zijn ongewilde zwelgpartij. Het was niet de bedoeling van Paul Rosolie om te bewijzen dat reuzenslangen mensen kunnen opeten, maar hij heeft dat met zijn stunt wél gedaan.

 

Literatuur

Bellosa, H., Dirksen L., & Auliya, M., Faszination Riesenschlangen. Mythos, Fakten und Geschichten. München, 2007.

Olivier, James A., Snakes in Fact and Fiction. New York, 1958.

Pope, Clifford. H., The Giant Snakes. The natural History of the Boa constrictor, the Anaconda and the largest Pyhtons. New York, 1961.

Lang, Ruud de, ‘De netpython (Broghammerus reticulatus) en de mens eten elkaar: dieren, eet smakelijk!’ Litteratura Serpentium jaargang 30 (2010) 254-269.

​

Eerder gepubliceerd in Litteratura Serpentium 42 (2022), 163-167.

​

​

​

​

​

bottom of page