top of page
ANTIEKE HERPETOLOGIE, DEEL 3
​
DIENSTBARE SERPENTEN

 

Waren slangen dieren die zoveel mogelijk bestreden moesten worden en waarvan de beten veel ongemak brachten en slechts moeizaam genezen konden worden, anderzijds waren het ook dieren die onmisbaar waren in drankjes, zalfjes, poedertjes, pillen e.d. ter bestrijding van alle mogelijke kwalen, variërend van oorontsteking tot spataderen. Plinius geeft een bloemlezing van kwalen met daarbij horende therapieën. Systematisch als hij is, begint hij bovenaan bij in het menselijk lichaam en komt al besprekend in de lagere anatomische regionen terecht.

Zo adviseert Plinius hardhorendheid te bestrijden door het oor te spoelen met een mengsel van gal en moedermelk, terwijl er ook mensen waren, die hieraan de vervelling van een slang en azijn toevoegden.

Doofheid kon ongedaan worden gemaakt door het schuim van een paard of verse paardenmest die verast is, te mengen met rozenolie, verse boter, niervet van een rund, ganzenvet, urine van een geit of een stier, of de vloeistof die lakenvollers gebruiken (gier); je verwarmt dit alles tot de damp uit de nek van de pot stijgt; voeg er nog eenderde deel azijn aan toe, een beetje mirre, mest vermengd met de gal van een kalf dat nog geen gras heeft gegeten en voeg aan dat alles de vervelling van een slang toe. Plinius zwijgt erover, of datgene wat je dan krijgt gedronken of uitwendig aangewend moet worden. Ik hoop voor de toenmalige patiënten, dat het laatste het geval is geweest.

Van adders werden geneeskrachtige tabletten gemaakt die de Grieken theriaci noemden. Voor de bereiding ervan ging men als volgt te werk: hak drie vingerlengtes achter kop en staart deze onderdelen van een adder af, verwijder de ingewanden met het bleke gedeelte dat vastzit aan de ruggegraat; de rest van het lijf met de verwijderde wervels en daaraan toegevoegd fijne tarwebloem, moet flink gekookt worden in een pan met water waarin dille is gestrooid; het mengsel moest men laten drogen in de schaduw en daarna tot tabletten maken, die overigens weer als grondstof dienden voor tal van andere medicijnen. Plinius zegt expliciet, dat deze tabletten alleen van adders gemaakt dienden te worden. Anderen weer nemen het vet van een adder, reinigen dat op een eerder beschreven manier, koken het met een hoeveelheid olie, en voegen drie druppels hiervan toe aan weer andere olie. Aldus heeft men een middeltje gekregen tegen allerlei vreselijke monsters.

Cataract (grauwe staar) en verminderend gezichtsvermogen bestreed men met een medicijn dat op de volgende wijze was verkregen: verbrand een levende adder in nieuw aardewerk, voeg daaraan venkelsap toe tot een cyathus(± dl) en doe er een korreltje wierook in. Dit middeltje wordt echeon genoemd. Over de toepassing laat Plinius zich, zoals zo vaak, niet uit. Bij het gezichtsvermogen blijvend: heilzaam was een oogzalf die men verkreeg door een adder in een stopfles te laten rotten. De maden die vervolgens op deze manier gekweekt werden, moesten, nadat saffraan was toegevoegd, vermalen worden. Als dit te vies was, was het alternatief een in een kruik ingezouten adder belikken. Het inzouten van adders heeft Plinius tot een uitweiding verleid. Sommigen gebruiken adders namelijk als voedsel. Zodra de adder is gedood, stop je zout in haar bek dat moet smelten. Aan beide uiteinden van de slang hak je dan vier vingerlengtes af en verwijder je de ingewanden. Wat er overblijft, moet je goed in water koken. Voeg er olie, dille en zout aan toe en je kunt het direct opeten of met brood vermengen, zodat je het vaker kunt gebruiken. Smakelijk eten!

De zalf van de as van een adderkop is zeer effectief bij oogproblemen, net als addervet. Erg terughoudend is Plinius waar het gaat over de gal van een slang. De gal van andere dieren wordt vaak gebruikt in medicijnen, maar naar Plinius' opvatting is de gal nu net het vergif van een slang. Je kon die dus maar beter ongebruikt laten,tenzij je er - wat niet ongewoon was in het Rome van Plinius - niet direct genezing van mensen, bijvoorbeeld je vijanden, mee op het oog had.

Scheuring van een oog werd uitstekend behandeld met een zalfje, verkregen van slangenvet vermengd met bronsroest of bronsoxidatie. Iemands zicht werd verbeterd als hij zich wreef met een adderhuid of een vervelling uit de lente.

In tegenspraak met wat hij eerder over slangengal opmerkte, noemt Plinius expliciet die van een boa, wier gal aanbevolen wordt bij witte zweren, cataract en slechtziendheid; haar vet bewerkstelligt een scherpe blik. Degene die de kop van een python op zich draagt, zou een jaar gevrijwaard blijven van oogontsteking. En oogblóedingen kon men voorkomen, door het rechteroog van een slang als een amulet bij zich te dragen, mits de slang, nadat haar het oog ontnomen was, weer is vrijgelaten. Tussen haakjes: Aristoteles, aan wie Plinius nogal wat ontleent, maakt al gewag van het vermogen van slangen om verloren ogen te regenereren, evenals jonge zwaluwen dat zouden kunnen. Hier is sprake van de zogenaamde Wolffian Regeneration, wat inhoudt, dat, na verwijdering van de ooglens een nieuwe geregenereerd wordt. Bij (water)salamanders zou dit tot twintig keer toe kunnen plaatsvinden (Aristoteles, pag. 14 1, noot).

De Magi adviseren bij tandpijn o.a. de wervel van een draco of van de enhydris, waarbij de laatste een wit vrouwtje moet zijn. Men kon ook volstaan met het opeten van het hart van een slang. Het hart mocht ook als een amulet gedragen worden. Een slangentand gold ook als zodanig. De as van een cobra met niervet van een stier, kon toegepast worden bij klierziekte, evenals slangenas in olie of was. Klierziekte was ook te bestrijden door het eten van het middenstuk van een slang, nadat de beide uiteinden eraf waren gehakt. Baat had men verder bij het drinken van de as van dit middenstuk dat in nieuw aardewerk verbrand moest worden. Het middel was des te doeltreffender, als men een slang op de kop wist te tikken die tussen twee wagensporen was gedood. Deze drank moest gedurende zeven dagen driemaal daags ingenomen worden. Gemakkelijker was misschien de therapie waarbij de patiënt zich met een linnen draad omwond waarmee een adder aan de nek was opgehangen totdat zij gestikt was.

Wie van al die therapieën dysenterie had gekregen, hoefde niet te wanhopen: ook voor zijn kwaal had men een middel: kook in een tinnen vat de vervelling van een slang in rozenolie. Blaasproblemen waren te bestrijden met de lever van een waterslang, of de as van een schorpioen, als een drankje ingenomen. De as mocht ook door het brood gemengd worden. Problemen in de anale zone van het lichaam bestreed men met de vervelling van een slang en azijn. Innemen? Smeren? Clysma? Plinius vindt, dat hij al intiem genoeg is geweest. Wel merkt hij nog op, dat ook boavet een goed middel is. Dezelfde medicijnen zijn heilzaam bij ziektes van de geslachtsorganen.

Nóg lager kunnen mensen problemen hebben met spataderen. Welnu, deze problemen en die van de vaten in het algemeen, evenals jicht kon men het hoofd bieden door in een nieuwe kruik een adder te verbranden en daar zout aan toe te voegen. Plinius raadt de lijders aan, dit vaak toe te passen, maar vermeldt niet hoe. Van voetjicht zegt hij wel expliciet, dat de voet ingewreven moet worden met addervet. Jicht was eenvoudig te verlichten met een slangenvervelling.

Plinius geeft tot slot nog enkele nuttige opmerkingen in het algemeen. Volgens de Magi hervinden delirici hun verstand en worden zij die opgejaagd worden door spoken en kabouters bevrijd van deze kwellingen, als tong, ogen, gal en ingewanden van een python in wijn en olie gekookt worden; het middel moet 's nachts afkoelen in de open lucht en 's morgens en 's avonds gebruikt worden als een smeersel. Tegen koortsige rillerigheid schreef een zekere Nicander een dode slang voor, met name een amphisbaena, waarvan alleen de huid al voldoende zou zijn. De Magi hadden ontdekt, dat epilepsie te verlichten c.q. te bestrijden zou zijn door de staart van een python te dragen. Die zou in de huid van een gazelle met een hertenpees vastgebonden moeten zijn. Een alternatief tegen epilepsie was het eten van een vervelling. 
Volgens Plinius waren 'gewone' medicijnen waardeloos bij de derdedaagse koorts. Hij beveelt dan ook magische therapieën aan. Twee ervan zijn herpetologisch getint: hak de kop van een adder af en wikkel die in een linnen doek. Alternatief: je kunt ook het hart aan een levende adder ontnemen. Volgens de Magi moest het hart met de linkerhand worden verwijderd. De Parthen gebruikten bij de derdedaagse koorts de huid van een cobra, die met een bepaalde hoeveelheid peper genuttigd moest worden. Roos werd in de tijd van Plinius niet met Head & Shoulders bestreden, maar met een shampoo, waarvan de ingrediënten bestonden uit de eerst gedroogde en daarna verbrande kop van een adder en azijn. Deze vloeistof moest op het hoofd aangebracht worden. Voor een ander type haar had men een aangepaste shampoo: vervelling in water, aardpek en niervet van een lam toevoegen en dit alles na het bad gebruiken.

Verbrandingen werden behandeld met addervet, pijn in de pezen met een dode amphisbaena die als een amulet gedragen moest worden. Bij verkramping was een vervelling die als een amulet was vastgemaakt in een stukje stierenleer heilzaam. Bij zweren was het in de zon gedroogde vet van een python een probaat middel. Adderzout, over de bereiding waarvan Plinius al eerder gesproken heeft, ingenomen bij het eten, maakt zweren wat beter te behandelen. De geneesheer Antonius heeft eens op een proefondervindelijke manier vastgesteld, dat op een vergeefse behandeling van zweren een snelle genezing volgde, nadat hij adders in het eten van de patiënt had gedaan. Huidproblemen en littekens kon men behandelen met vervellingen die in wijn zijn gekookt.

Wanneer pijlen, wapens e.d. in het lichaam waren gedrongen, kon men een behandeling toepassen met de beenderen van een slang in het stremsel van een haas.

Plinius gaat uitvoerig in op allerlei typische vrouwenkwalen. Zo meende het volksgeloof, dat wanneer een zwangere vrouw over een adder stapte, ze een miskraam zou krijgen. Hetzelfde gold als ze een amphisbaena passeerde, wanneer het beest tenminste dood was. Maar wanneer iemand op zijn lichaam een levend exemplaar droeg, kon die er ongestraft aan voorbijgaan (moeilijke plaats in het manuscript). Een dood en geprepareerd exemplaar, vergemakkelijkte geboortes. Het doorgeuren, beroken met een gedroogde slang hielp toentertijd de menstruatie. De vervelling van een slang die om de lendenen werd gebonden als een amulet, vergemakkelijkte de bevalling, maar moest direct erna verwijderd worden. Zo'n vervelling werd ook wel eens ingenomen in wijn met wierook. Deed je het op een andere manier, dan veroorzaakte dat miskramen. Trouwens, een stokje waarmee een kikker van een slang was geschud, hielp vrouwen tijdens de barensnood. 
Ook in die tijd konden baby's problemen opleveren. De hersenen van een adder die met een stuk van haar huid werden vastgezet, stimuleerde volgens de toenmalige opvattingen het doorkomen van de tandjes. Hetzelfde werd bereikt door de langste tanden van een slang te gebruiken. Van de boa ging het verhaal, dat dit dier een kleine steen in het hoofd zou hebben die werd uitgespuugd als het dier in doodsnood verkeerde. Er werd aan toegevoegd, dat de tandvorming erg goed geholpen werd als men de kop van het dier op een onbewaakt ogenblik afhakte en de steen, die dan als een amulet moest worden gedragen, verwijderde. De hersenen van de boa werden eveneens aanbevolen om voor hetzelfde doel gedragen te worden, of het steentje of kleine beentje dat op de rug van een naaktslak werd gevonden. Boa's prefereerden ongetwijfeld de laatste remedie.

De gal van de schildpad waaraan toegevoegd moesten worden de vervelling van een slang en azijn, was een uitstekend middel tegen oorontstekingen. Schorpioenensteken worden tegengewerkt door het vlees van een rivierslak, of dat rauw of gekookt is. De Magi bevalen aan zee-egels samen met adderhuiden en kikkers te verbranden, en de as in drank te strooien Het resultaat zou een beter gezichtsvermogen zijn. Ook voor de mens nuttige dieren hadden baat bij een behandeling met herpetologische medicijnen. Voor de ogen van trekdieren bijvoorbeeld, moest men de in de lente afgeworpen vervelling van een cobra gebruiken en deze met het vet van hetzelfde dier tot een zalfje maken. Het gezichtsvermogen van de dieren zou erdoor verbeterd worden. Als een slangenhuid, zout emerkoren en wilde tijm verpulverd worden en tesamen met witte wijn in de keel van een os worden gegoten op het moment dat de druiven rijpen, zullen de dieren een heel jaar een goede gezondheid genieten. 

Bibliografie na de volgende en laatste aflevering.

Eerder verschenen in Litteratura Serpentium 17, 1997, 28-31.

De mens als prooi

 

In Litteratura Serpentium jaargang 30 (2010), heeft Ruud de Lang een interessante bijdrage geschreven over rampzalige ontmoetingen tussen mens en reuzenslang. Uit recente berichtgeving blijkt dat zijn artikel van toen nog niets aan actualiteit heeft ingeboet. Onderstaande verschrikkelijke gebeurtenissen moeten dan ook gezien worden als een bescheiden toevoeging aan zijn lange lijst van gevallen, die liep tot aan 2010.

 

In The Guardian van 26 oktober 2022 berichtten Rebecca Ratcliffe en Reno Surya over een 54-jarige plantagewerkster op Sumatra, die ten prooi was gevallen aan een python van zo’n zeven meter. Jahrah, zoals de vrouw heette, was ’s morgens naar haar werk vertrokken, maar ’s avonds niet teruggekeerd naar huis. Haar man rapporteerde haar vermissing en ging naar haar zoeken. Op de plek waar ze gewoonlijk werkte, trof hij enkele attributen van haar aan: haar sandalen, haar hoofddoek,  jasje en de gereedschappen die ze gebruikte voor haar werk. Hij alarmeerde anderen en niet al te lang daarna ontdekten ze vlak bij de plaats waar de vrouw was verdwenen, een python. Het dier werd er al snel van verdacht iets te maken te hebben met de verdwijning van de vrouw, en nadat het was gevangen, troffen ze de vrouw inderdaad in de maag van het dier aan. Normaliter prederen pythons op kleinere prooien en zijn menselijke slachtoffers zeldzaam. Er is waarschijnlijk sprake geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden: een hongerige python van een behoorlijke lengte en een potentiële menselijke prooi, die wellicht qua postuur geen probleem heeft opgeleverd; of mogelijk heeft de vrouw de python tijdens haar bezigheden verstoord, daardoor een schrikreactie bij het dier teweeggebracht, met rampzalige gevolgen.

 

De schrijvers memoreren in hetzelfde artikel een voorval uit 2018, waarbij een reusachtige python op het eiland Muna bij Sulawesi een vrouw had verzwolgen. Ze was haar tuin in gegaan die aan de voet van een rots lag, waarvan het bekend was dat slangen in de grotten ervan leefden. In 2017 was een boer op Sulawesi ook slachtoffer geworden van een hongerige python. Olivier en Hope vermelden beiden ettelijke, deels dezelfde, verhalen over mensetende slangen. Soms zijn het verhalen van ‘horen zeggen’ – met alle onbetrouwbare gevolgen vandien, maar er is ook sprake van verslagen die gerenommeerde herpetologen hebben opgetekend en die daarom geloofwaardiger zouden moeten zijn. Vaak blijken mensen inderdaad wel eens te zijn opgegeten door pythons of anaconda’s, maar evenzovele keren hebben dergelijke slangen weliswaar mensen gedood, maar hun prooi vervolgens niét verorberd. Dan zou er sprake kunnen zijn geweest van een vergissing van de slang of een onvoorzichtigheid van de mens.

 

Niettegenstaande de vele reportages die berichten over reuzenslangen die mensen eten, zijn herpetologen het er met elkaar over eens, dat slangen weliswaar mensen kunnen doden, maar dat zelden doen. Reuzenslangen kunnen veel grotere prooien dan mensen aan en het is dan ook intrigerend waarom er zo weinig mensen ten prooi vallen aan pythons en anaconda’s. Mensen zijn immers relatief zwak, hebben geen scherpe klauwen en reusachtige kaken om zich te verdedigen. Dat is met de gebruikelijke prooien van pythons en anaconda’s wel anders.

 

Bizar zijn de vele broodje-aapverhalen, die slangenhouders waarschuwen voor slechte intenties van hun reuzenslangen. Internet en Youtube staan er vol mee. Het bizarst is wel het verhaal van een slangenhoudster die met haar python in bed sliep. Het dier zou op enig moment gestopt zijn met eten en zich naast haar uitgerekt hebben, alsof hij haar wilde opmeten. Toen de vrouw met een dierenarts over deze verschijnselen sprak, schrok die, en zou de vrouw gezegd hebben dat haar lievelingsdier voorbereidingen aan het treffen was om haar op te eten. Mensen die méér kennis van slangen dan de dierenarts hadden, ontzenuwden de waarschijnlijkheid van deze verklaring op overtuigende wijze.

 

Er mag één gebeurtenis, gerelateerd aan dit onderwerp, niet onvermeld blijven. Die betreft de actie van Paul Rosolie, die zich uit idealistische overwegingen liet verslinden door een anaconda. Rosolie is al jarenlang werkzaam in het Amazonegebied, en ziet met lede ogen de teloorgang van dat leefgebied van zoveel dieren en planten aan. Hij wilde daar een discussie over uitlokken en riep daarbij de hulp van een anaconda in. Het interview met Paul is terug te vinden op de site van Televizier op de datum 1 december 2014. Het blijkt dat zijn actie de nodige weerstand opleverde en dat een petitie van Discovery om uitzending van de reportage te voorkomen, door 40.000 mensen werd gesteund. Die hadden allemaal medelijden met de slang, terwijl er vanwege de (moedwillig aangestoken) branden in het Amazonegebied, branden waartegen hij nou net met zijn stunt wilde protesteren, tijdens Pauls stunt duizenden slangen verbrandden. Een petitie om het regenwoud te beschermen kreeg  slechts 159 handtekening! Op Youtube is een video te zien waarin de anaconda – het zal wel een exemplaar van Eunectus marinus zijn geweest - weinig moeite schijnt te hebben met het verorberen van zijn belager. Paul Rosolie was gekleed in een speciaal pak met een zuurstofvoorziening en contactmogelijkheden met het team dat kon ingrijpen, en werd pas verzwolgen, nadat hij de anaconda daartoe met pesterijen had uitgenodigd. Hij is al tot zijn middel in de slang verdwenen, als het filmpje stopt. Uit het interview blijkt, dat Paul de nodige beschadigingen heeft opgelopen, maar dat de anaconda weinig last schijnt te hebben ondervonden van zijn ongewilde zwelgpartij. Het was niet de bedoeling van Paul Rosolie om te bewijzen dat reuzenslangen mensen kunnen opeten, maar hij heeft dat met zijn stunt wél gedaan.

 

Literatuur

Bellosa, H., Dirksen L., & Auliya, M., Faszination Riesenschlangen. Mythos, Fakten und Geschichten. München, 2007.

Olivier, James A., Snakes in Fact and Fiction. New York, 1958.

Pope, Clifford. H., The Giant Snakes. The natural History of the Boa constrictor, the Anaconda and the largest Pyhtons. New York, 1961.

Lang, Ruud de, ‘De netpython (Broghammerus reticulatus) en de mens eten elkaar: dieren, eet smakelijk!’ Litteratura Serpentium jaargang 30 (2010) 254-269.

​

Eerder gepubliceerd in Litteratura Serpentium 42 (2022), 163-167.

​

​

​

​

​

bottom of page