top of page
Sjef van der Voort; dromer en romanticus

 

Ik hoor nog het puntgras zwiepen
langs de manchester broeken
 

Nieuwsblad voor Helmond, woensdag 5 oktober 1983.

 

Door Camilla de Nijs

 

HELMOND — Het is een bescheiden mens, Sjef van der Voort uit Deurne-Helmond. Hij praat bedachtzaam, het duurt even voor hij op dreef is. Als de herinneringen eenmaal bovenko­men, vertelt hij soepel. Wel vaak besluit hij een verhaal met de woorden, 'dat is allemaal niet zo belangrijk. Zijn leven lang heeft hij geschipperd tussen zijn verlangen zich helemaal op het schilderen toeleggen en de kost verdienen voor zijn gezin, pas toen hij tegen de zestig liep kon hij definitief kiezen voor de penselen en het linnen. In zijn doeken komt de romanticus naar voren, de peellandschappen ge-tuigen ervan, maar ook de dampende paarden op het jaagpad, trekschuit als een loden last achter hen aan. De mollige volslanke vrouwenfiguren plaatst hij in romantische vertrekken, voor spiegels, koket, dromerig, vrouwelijk. Sjef van der Voort weet beter de weg in Brussel en Parijs dan in Amsterdam, zuidelijk georiënteerd als hij is. Zijn leven was een zwerftocht. Ik trek met zijn herinne­ringen mee naar Brussel en Parijs, naar Eindhoven waar hij muurschilderingen en bioscoopaffiches maakte om tenslotte met hem in Helmond te be-landen waar Sjef schildert en een beetje schuw, af en toe exposeert. Niet te vaak, hij houdt niet zo van showen.

 

Zijn vader had een schildersbedrijf in Deurne, zo begint Sjef zijn ver­haal, en was ook een niet onver­dienstelijke amateurschilder. Kleine Sjef zag niet anders en leerde van vader de knepen van  het vak. Na de kostschooltijd wilde Sjef niet verder leren en het schildersbedrijf van Pa van der Voort leek een goed alterna­tief. Sjef reed op zijn fietske naar Grindsveen, Helenaveen. Zwaar werk in weer en wind, vorstverlet kende men toen nog niet. 't Was toch niets voor Sjef, hij wilde kunst­schilder worden. Zijn vader stuurde hem naar Brussel naar de kunstaca­demie. Anderhalf jaar volgde hij daar de schilderslessen, maar tegelij­kertijd volgde hij in de stad nog cur­sussen voor huisschilder. Hout imi­teren met de kwast en 'marmeren' zijn tech-nieken die hij in die tijd leer­de.

 

Bohémièn

In Brussel had hij gezien en Parijs stond op het program. Op de Bûte en rond Mont-Martre leidde hij een artiestenbestaan. In Lapin Agile trof hij Utrillo en dronk heel wat wijn met hem. Picasso kwam ook regelmatig, Sjef lacht ‘Wa ’n grossmaul’ was dat, twee turven hoog maar altijd de grootste mond, maar wel een aparte'.

 

Tussen het bohémièn bestaan door werkte Sjef op een atelier. Daar schilderde hij vitrines en etalages. Het was de tijd van de marmer imita­ties. Veel technieken, die hij daar leerde past hij nog steeds toe. Dat werk was persé niet kitscherig toen, het was een tijdsverschijnsel. Hij leerde glasbrandschilderen van een Italiaanse meester-knecht, ook die techniek past hij nog toe. Sjef voelde zich als een vis in het water in Parijs. Door zijn Fransgerichte opvoeding, zijn grootmoeder kwam uit Elzas-Lotharingen dat toen nog bij Frankrijk hoor-de kon hij zich uitste­kend redden tussen de Fransozen. Parijs bruiste, Sjef zwierf rond, trok op met vele andere kunstenaars. Fi­nancieel kon hij de kop boven water houden, hij ging wel eens met de ka­ma-raden mee naar Mont-Martre, probeerde een portretje en had weer te eten. Hij waste, als hij echt knijp zat borden in restaurants, was bij tij­de en wijlen pianist, vertaler en sjou­wer. Een bont leven waar hij nu nog met binnenpret en liefde aan terug denkt.

Crisis

Maar ook Sjef ontkwam niet aan de crisis. Zijn verblijfsvergunning was drie weken verlopen, zijn werk­gever kon hem niet garanderen dat hij voor nog drie jaar werk voor hem had, dus Sjef pakte zijn biezen en ging terug naar huis. Hij vond werk op een reklame buro. De oorlog kwam en Sjef probeerde naar Enge­land te komen, hij kwam niet verder dan St.-Gaudens. In Honthem, in Lim­burg, dook hij onder voor de Arbeitseinzats. In die onderduikperiode schilderde hij veel. Zo verdiende hij zijn kost met een portretje hier een boerderijtje daar. In die tijd ont­moette hij ook zijn vrouw en vlak na de bevrijding trouwde hij met Maria Luijben.

Met schilderen was toen geen droog brood te verdienen. Sjef ging in Eindhoven op een atelier werken. Hij denkt er met plezier aan terug. Hij maakte toen muurschilderin-gen en ook grote bioscoopreklames met meer dan levensgrote koppen van filmsterren. Na verloop van tijd be­gon hij voor zichzelf een reclame­atelier, naast de muurschilderingen of de grote panelen maakte Sjef ook glasbrandschilderwerk. De zaken gingen goed, Sjef kreeg het steeds drukker. Tijd voor schilderen was er niet meer.

 

Opnieuw beginnen

Nee tijd voor schilderen was er toen niet meer, het bedrijf slokte hem op. Tot het moment kwam dat Sjef een hartaanval kreeg. Dat gebeuren haalde hem uit zijn evenwicht. Hij kon lange tijd zijn draai niet meer vinden. Zijn zaak verliep, Sjef kon de grote opdrachten niet meer aan. Hij wilde ontzettend graag weer schilderen, maar ook dat lukte niet, hij was te onrustig, te aangeslagen door zijn ziekte. In de zeventiger jaren verzamelde hij zijn oude vrienden weer wat om zich heen. Hij ging bij Harry Maas in Eindhoven model tekenen en aqua­releren. Het begin was weer ge­maakt.

 

Romanticus

Sjef van der Voort is een romanti­cus, het Brabantse leven van vroe-ger beeldt hij ook zodanig uit. Oude boer­derijen in lommerrijke landschap­pen, de oude trekschuit in nevels. 'Als ik zoiets schilder, dan hoor ik de leeuwerik (die vroeger nog zong) hoog boven het landschap.' Hij hoort het puntgras zwiepen langs de manchesterbroek van de peelwerker, het kraken van de kruiwagens en het zuchten van de kromgebogen man­nen onder de zware arbeid. ‘Ik pro­beer de angst van de voerman van het paard dat het turfschip trekt uit te beelden. Die mensen hadden zo'n schrik, ze waren zo bijgelovig en dan in de vallende schemering meenden ze van alles te zien en allerlei gelui­den te horen. Witte wieven en dwaal­lichten. De paarden dampten en stampten en het schip gleed geluid­loos naar de aanlegsteiger.’ Dat alles zie je in de schilderijen van Sjef van der Voort. De schilderijen met de jonge meisjes en vrouwen ademen een Franse sfeer. Volgens kunstcritici raakt zijn werk dan ook nauw aan het Franse Impressionisme.

 

Niet showerig

Pas een jaar of zes geleden exposeer­de Sjef van der Voort voor ‘t eerst zijn werk. Daarna wachtte hij weer drie jaar. Nu stelt hij zijn werk voor de tweede keer in Deurne in de Vierspan tentoon. 'Ik ben nogal behoudend, hecht erg aan mijn werk, wil sommige dingen ook helemaal niet kwijt. Maar ook de angst om ouderwets gevonden te worden, heeft me wel tegengehouden. Ik voel me niet thuis bij de moderne kunst. Vroeger ook al niet, heb me dan ook nooit aangesloten bij de schilders van de 'cobra' groep. Maar ik ver­oordeel moderne kunst niet hoor. Ik vraag me wel eens af of de modernen het nut van werkelijk figuratief kun­nen schilderen nog wel inzien. Van mij mogen ze maar hou vast aan mijn stijl, materiaalkennis sfeerteke­ning.'

 

Sjef is nu over zijn angst heen. In de loop der jaren heeft hij ervaren dat veel mensen zijn werk herkennen ‘kijk, da's Griendsven, die boerderij ken ik, ach ja, zo werkten de peelwerkers. Stukjes realiteit uit het ver­leden, iets kleuriger, de armoe uit de grauwheid getrokken. Het werk van Sjef van der Voort, de moeite van het bekijken waard.

 

Sjef exposeert van 7 tot en met 11 oktober in de Vierspan, Harmo­niestraat 2-8 Deurne. De opening door Drs. P. A. van Hoek is vrijdag 7 oktober om 20.00 uur. Openingstij­den: vrijdag van 20.00 tot 23.00 uur, zaterdag van 10.00 tot 22.00 uur, zondag van 10.00 tot 17.00 uur, maandag en dinsdag van 10.00 tot 24.00 uur.

bottom of page