top of page

Openingswoord door Michel van den Molengraft,

Tentoonstelling Sjef van der Voort, Museum De Wieger

Deurne, 22 januari 2023

 

Beste familie, vrienden van Sjef, vrienden van Museum de Wieger,

Hartelijk welkom op deze kunstzinnig gewijde plek, voor een bevestigende herinnering of juist een kennismaking met een opmerkelijk wereldburger én kunstenaar in al zijn vezels. De reden dat juist ik u hier toespreek, is een gevolg van een merkwaardig speling van het lot. Marcel en ik kwamen met elkaar in contact, omdat we elk voor zich verwoede pogingen deden de nalatenschap van onze vaders een plaats te geven. We volgden beiden een voorspelbaar en ook logisch pad. Het rouwproces van het overlijden van je vader biedt aanknopingspunten en langdurig houvast met een tijdrovende inventarisatie van een gigantisch oeuvre. We maakten daar vervolgens een indrukwekkend naslagwerk over en probeerden dan de culturele hemel te bestormen met moderne communicatiemiddelen. Als de adrenaline een beetje is verbruikt en de wilde dromen door een milde spiegel weer tot aardse proporties zijn teruggebracht, volgt een herijking van het proces én onze plek daarin. Dat is het moment om emotie en kwaliteit van elkaar te onderscheiden en tot een betere waardering van zijn oeuvre te komen. Je mening wordt dan zuiverder, bovendien gezaghebbend.

Marcel en ik hebben elkaar gevonden, niet alleen in de analogie van ons lot als zoon van een begenadigd kunstenaar, maar ook door de raakvlakken van onze belangstelling. Bovendien vonden onze vrouwen elkaar aardig. De gesprekken openden onvermoede deuren en dat leverde weer nieuwe uitdagingen.

Zo stelde Marcel zich eens de existentiële vraag of hij wel een goede zoon voor zijn vader is geweest. Los van het antwoord – dat niet gegeven hoeft te worden – is de vraagstelling op zich een imposant blijk van respect voor zijn vader. Het impliceert zijn wil om de armen omhoog te reiken in de voorzichtige twijfel, of de telg voldoende uiting heeft gegeven van zijn waardering en liefde. Welnu, het simpele feit dat we hier allen bijeen zijn, is een overtuigend statement. Omgekeerd is Sjef vast heel trots op zijn zoon voor de postume navorsing en aandacht voor zijn persoon en artistieke productie.

Sjef van der Voort en Peer van den Molengraft moeten elkaar al vóór de oorlog ontmoet hebben op de Eindhovense Schetsclub. De routes van beide kunstbroeders volgden verschillende en meanderende paden, die elkaar regelmatig kruisten. In mei 1940 onderneemt Sjef met een aantal Deurnese vrienden een tocht per fiets (!) naar Bordeaux om naar Engeland te vluchten. Die bestemming wordt niet bereikt. De groep vindt een onderkomen in Saint-Gaudens, een lieflijke plek in diep Zuid-Frankrijk, die van grote betekenis voor Sjef zal worden. In 2019 was er in het museum van Saint-Gaudens nog een tentoonstelling aan hem gewijd.

 

Weer terug in Nederland, gaat Sjef, die dan bij een reclamebureau in de Gagelstraat werkt, met Peer op vakantie. Zij komen, via het schilderachtige Thorn in Meerssen, bij de ouders van Harry Koolen te logeren, waar zij de Maastrichtse kunstenaar Frans Ronda leren kennen. Via Frans komt Peer in Honthem terecht, waar hij een kippenhok huurt van een zekere Piet Brouwers. Sjef van der Voort blijft er geregeld voor weken om samen te werken. In feite zaten ze daar ondergedoken om de Arbeitseinsatz te ontlopen. Sjef vindt later onderkomen op de boerderij van de familie Schreurs. De Eindhovense vrienden Harrie Pardoel, Karel Vermeeren, Jac. Aarts, Jan Michels, Jan Louwers, Harry Maas en Thieu Brekelmans - komen in Honthem regelmatig op bezoek en blijven dan enige dagen hangen. Hiermee is tevens een deel van de toen aanstormende Brabantse kunstenaars genoemd.

Als de oorlog op zijn eind loopt, waagt Peer zich af en toe aan een uitstapje naar Deurne om zijn vriend Henk te Strake op te zoeken en er wat te schilderen. Uiteindelijk neemt hij - later ook Harrie Pardoel en Jan Michels - zijn intrek bij een ongetrouwde onderwijzeres Marie van Houts, die een fors huis in de Houtenhoek bewoont. Daar heeft ook de excentrieke kunstenaar Willy Martinali onderdak, vóór zijn verhuizing naar het Haageind. Sjef van der Voort is een regelmatige gast bij Marie.

Een Deurnese wetenswaardigheid is dat Peer in 1947 Marie van Houts, na een zeer avontuurlijke boot- en treinreis naar Lourdes – alwaar zich géén wonder voltrok – uiteindelijk heeft begraven in het Zuid-Franse Béziers. Het intieme dagboekje, dat Marie op doktersadvies bijhield om haar zeer pijnlijk lijden door aangezichtslupus te verlichten, heb ik enige tijd geleden met de Familie Van Houts gedeeld.

In de overgestructureerde wereld van nu, kunnen we ons nauwelijks voorstellen hoe deze creatieve geesten zo gemakkelijk en vrij van de ene naar de andere pittoreske plaats trokken, gehuisvest in uiterst sobere onderkomens, telkens op zoek naar de artistieke uitdaging en het juiste licht. Wanneer we de werken van Sjef en Peer uit die tijd naast elkaar leggen, dan vinden we veel overeenkomsten in de gekozen onderwerpen en thema’s. Zelfs de boerderij van de familie Schreurs is in verscheidene versies bekend.

Verwacht u van mij geen doorwrochte duiding van Sjef als kunstenaar van zijn tijd. Maar zelf zoon van twee beeldend kunstenaars, heb ik toch iets meegekregen om originaliteit, schoonheid en vaardigheid te herkennen. Sjef heeft zichzelf een ‘wereldomspannende’ opdracht gegeven om alles te tekenen wat zijn aandacht trekt. Elke ondergrond, waar grafiet maar op wil hechten. Van tekenblok, bierviltje tot sinaasappelwikkel, wordt gebruikt voor vlugge, maar heel rake schetsen. Mensen, kerktorens, dieren en natuur. Hij legde zijn steeds veranderende omgeving vast als ware hij bevreesd om het beeld, waardoor hij getroffen werd, voor latere uitwerking te verliezen. Hij heeft een ongekunstelde, artistieke belangstelling voor vrouwen. Dat begon al bij de schetsclub in Eindhoven, waar vrouwelijk naakttekenen werd onderwezen. Hij heeft mooie en minder mooie vrouwen in al hun waardigheid weergegeven. Het, naar mijn keuze, mooiste vrouwenportret – en ditmaal met kleding aan – is dat van zijn vrouw. Dit schilderij, dat bol staat van passie, trof ik aan boven de haard van de eetkamer, bij ons eerste bezoek aan het mooie ‘maison de maître’ van Marcel en Annemie in Nesle. Het werk is voor mij maatgevend voor wat Sjef van der Voort kunstzinnig in zijn mars had. Marcel en Annemie hebben zeer onlangs met weemoed afscheid genomen van het stijlvolle huis en voor de vele werken van Sjef zowel nieuw als tijdelijk onderkomen gevonden.

Sjef was veelzijdig en beheerste veel beeldende technieken. Mij is (nog) niet duidelijk of zijn keuze voor een techniek bepaald werd door tijd, het weer, het onderwerp of gewoon zijn stemming. Hij potloodschetste de doorleefde koppen van boerse types in de kroegen, krijtte in rood de ronde lijnen van vrouwelijke modellen, fantaseerde in olieverf riddertaferelen bij elkaar en gaf religieuze taferelen in glas en lood hun eigen signatuur. In al de technieken is de stijl van Sjef te herkennen. Hij was dus trouw aan zijn artistieke visie, maar varieerde er lustig op los, gebruikmakend van de onderscheidende kenmerken van de expressietechnieken. Zijn vlotte schetsen zijn als snapshots in ons digitale tijdperk. Zijn aquarellen nauwgezet van compositie en kleurgebruik, een poëtische herschepping in verftaal van zijn gekozen uitzicht. Het werk van Sjef is heel aards, soms rauw, soms vertederend. Zijn aquarellen ademen romantiek, zijn schetsen van personen zijn bovenal treffend en nooit karikaturaal. Sjef had het leven lief, zoals hij het zag. Afijn, u bent uw eigen recensent, wat probeer ik u eigenlijk voor te houden?

Het leven heeft veel verassingen voor ons in petto. De parel van onze ontmoeting én vriendschap met Marcel en Annemie koesteren we.

Marcel, dank voor je vertrouwen en de eer, deze openingswoorden te mogen uitspreken. Waarna we nu samen het vakmanschap van jouw vader gaan vieren en zijn artistieke nalatenschap gepaste eer bewijzen.

Mama-2-5_edited.jpg

Het portret van Maria Luijben, echtgenote van Sjef van der Voort, dat Michel bedoelt. Sjef schilderde het in 1954.

bottom of page