top of page

Openingswoord van Marcel van der Voort van de overzichtstentoonstelling in de Vierspan, 1994

 

Het is zowat viereneenhalf jaar geleden, dat mijn vader, na een vervelend ziekbed, verantwooding is gaan afleggen bij degene van wie hij zijn artistiek talent in bruikleen had gekregen. Dat was dezelfde die hij met dat talent zo menigvuldig heeft geëerd in talloze religieuze tekeningen, schilderijen, muurschilderingen, ikonen en gebrandschilderde glas-in-loodramen. In die viereneenhalef jaar hebben zijn achtergebleven gezinsleden ruim de tijd gehad om aan zijn afwezigheid te wennen.

 

Maar dat is geen gemakkelijke zaak geweest. Hoe kun je immers wennen aan de áfwezigheid van iemand die vanwege zijn talloze artistieke voortbrengselen zo nadrukkelijk áánwezig is in het huis dat zowat veertig jaar heeft bewoond.

 

Ik wil u bij deze gelegenheid over mijn vader vertellen zoals ik hem gekend heb tijdens zijn artistiek zo vruchtbare leven. Verwacht u van mij echter geen ampel kunsthistorisch exposé, geen diepzinnige opmerkingen over zijn kleurschakeringen, zijn compositie, zijn penseelvoering, zijn onderwerpskeuze en al die andere zaken die blijkens recensies van ter zake zeer deskundige critici er allemaal zo toe doen. Daarvoor ben ik te zeer leek gebleven waar het de schilderkunst betreft. Ik heb trouwens het grote voordeel, dat het werk van mijn vader geen uitleg behoeft: zijn schilderijen kun je nooit per ongeluk ver­keerd ophangen, omdat - en ik vind dat, hoewel ik hiermee misschien tegen de tijd­geest in ga, een verdienste van hem - dui­delijk is wat ze voorstellen. En elke voor­stelling appelleert aan een ook buiten het schilderij waarneembare realiteit.

 

En de realiteit heeft mijn vader op tal van manieren, in tal van technieken ook trachten te vatten. Als ik een opsomminkje mag maken: allereerst de twee technieken waarin ik hem persoonlijk het beste vind, zijn aquarellen en tekeningen: zijn aquarel­len, vlot en vakkundig gerealiseerd en sfeervol, zijn tekeningen, soms niet meer dan een paar krabbels, maar als ik die zo zou zetten, zouden het inderdaad alleen maar krabbels zijn, zoals hij ze kon schet­sen werden het kunstwerkjes. En hij maak­te ze in een handomdraai.

 

Heel bijzonder vind ik verder zijn ge­brandschilderde glas-in-loodramen. Deze techniek is er een die maar door weinigen met succes beoefend kan worden. Het be­reiken van een duurzaam resultaat is in hoge mate afhankelijk van het procedé dat gevolgd wordt. Mijn vader verkeerde in de gelukkige omstandigheid, dat hij reeds op jonge leeftijd het voorrecht heeft gehad ingewijd te zijn in deze zo bijzondere tech­niek.

 

Het ontwerpen en uitvoeren van een opdracht voor een gebrandschilderde glas-in-loodraam was in huize Van der Voort telkens een opwinding veroorzakende gele­genheid en niet alleen, omdat zoiets een opdracht was met bijzondere financiële aspecten: allereerst het broeden op een ontwerp, iets wat aan mij nooit ongemerkt voorbij is gegaan; het op papier voorberei­den ervan, het snijden van de kartons en daarna vakkundig prepareren van de diver­se kleuren glas. Uiteindelijk het precaire branden van het glas zelf. Als dat plaats­vond, mocht er geen enkel ander electrici-teit verbruikend apparaat in huis aan, om­dat, vanwege de primitieve stroomtoevoer toentertijd, het risico aanwezig was dat de enige stop in huis zou springen. Dat zou rampzalige gevolgen gehad kunnen hebben voor het 'brandsel.' Tenslotte, als 'de brand' geslaagd was, het samenstellen van de onderdelen tot het geheel en het in het lood vatten. Was voor dit laatste aanvanke­lijk nog de medewerking van een specialist nodig, al gauw probeerde mijn moeder de ramen zelf ‘te zetten’, met groot succes. Ik bewaar aangename herinneringen aan de bijzondere sfeer die in huis hing, als een dergelijke onderneming tot een prima einde was gebracht.

 

In zijn olieverfschilderijen, een volgen­de techniek die ik wil noemen, blijkt het best dat hij een exponent is van het Franse impressionisme. Het zijn vooral de verte­genwoordigers van deze cultuurstroming, die hun invloed op mijn vader hebben ge­had. Als ik vroeger op zijn atelier kwam, dat plekje in huis waar die onmiskenbare geur van olieverf, terpentijn en andere, voor mij ondefinieerbare geuren heersten, heb ik zijn schildersezel nooit onbezet ge­zien. Zijn palet, met daarin een voor mij geweldig aantal penselen, lag altijd binnen handbereik. Door successieve bezoekjes aan dat mysterieuze domein heb ik de ge­boorte en ontwikkeling van menig schilderij kunnen meebeleven. Een enkele keer bleef een kunstwerk meer dan de gemiddelde tijd op de ezel staan; dat impliceerde dan meestal gebrek aan tijd.

 

Tot slot moet ik zijn etswerk noemen. Mijn vader wilde eind jaren tachtig een nieuwe artistieke uitdaging aangaan. Hij bleek een vlotte leerling te zijn op de etscursus in Eindhoven, gegeven door een model dat vaak poseerde op de wekelijkse tekenclub bij Harrie Maas. Zijn tanende gezondheid was er echter debet aan, dat hij deze techniek maar een korte tijd heeft kunnen beoefenen.

 

En in deze technieken heeft hij talloze onderwerpen vormgegeven, waarbij voor elk wel wat wils zit. Laat ik ook hiervoor eens een poging tot inventariseren wagen. Sommigen zijn geporteerd voor stillevens; Sjef van der Voort heeft er talloze ge­maakt; anderen dwepen met natuurvoor-stellingen: Sjef van der Voort biedt u een mer a boire; de een houdt - en wie doet dat niet - van vrouwelijk naakt, van de ander mag ook een geklede vrouw het doek sieren. Beide wensen worden overi­gens door Sjef van der Voort bevredigd. Mag de afbeelding religieus zijn? Sjef van der Voort geeft er in zijn werk blijk van, dat het zaad van de godsdienst dat hij thuis en op school ontving bij hem in vruchtbare aarde is gevallen. Heeft u het geluk, dat u tijdens een vakantie in dezelfde plaats bent geweest waar ook mijn vader ooit was, dan treft u in zijn nalatenschap met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid iets aan wat herinnert aan zijn verblijf daar. Er zijn op z'n minst schetsen van bewaard gebleven, maar vaker nog daarbij uitge­werkte aquarellen of olieverfschilderijen. Is tegenwoordig iemands reisverloop te traceren door bij een creditcardmaatschap­pij een uitdraai aan te vragen van zijn bestedingen, bij mijn vader zijn zijn om­zwervingen gemakkelijk te volgen aan de hand van zijn gedateerde werken.

 

Nadat mijn vader in 1968 een serieuze aanslag op zijn leven had weten te overle­ven - een aanslag overigens waarom hij, gezien zijn nimmer aflatende bezigheden voor zijn reclamebureau al decenniën had gevraagd - brak er een betrekkelijk gelukki­ge periode aan. Ik zeg opzettelijk 'betrek­kelijk gelukkig', omdat hij natuurlijk treur­de om het verlies van zijn bedrijf dat ter ziele was. Maar al gauw realiseerde hij zich, dat nu het leven begon zoals hij zich dat altijd gewenst had: een leven voor de kunst. Hij heeft dat leven geleid met een soort verbetenheid die mij altijd verbaasd heeft. Nimmer ging hij op stap zonder schetsboek en potlood in de zak en altijd kwamen deze attributen tevoorschijn als hij ook maar vijf minuten had om een krabbel te zetten. Zoals een geheim agent zijn foto's van politiek interessante objecten zou maken, zo maakte mijn vader onopge­merkt zijn schetsen. Zo zijn er tekeningen bewaard gebleven die tot stand zijn geko­men in weinig voordehandliggende situaties. In het ziekenhuis bijvoorbeeld. Hoewel hij nauwelijks bekomen was van de gevolgen van een operatie liet hij zijn argeloze medepatiënten al voor hem poseren. Ik betwijfel overigens, of hij ze later het resultaat heeft laten zien. Of, wanneer hij met mijn moeder de stad in ging, en ze samen even ergens koffie gingen drinken. Een ander zou dan de menukaart pakken, mijn vader trok zijn schetsboek. En er wa­ren altijd leuke types in de buurt die als uitdaging voor zijn talent fungeerden.

 

Toen mijn moeder, broer en ik na zijn dood een poging ondernamen om orde te scheppen in de chaos die hij zijn atelier noemde, kwamen er duizenden tekeningen, honderden aquarellen, evenzovele krijtteke­ningen en tientallen olieverfschilderijen tevoorschijn uit alle hoeken en gaten. Ze leggen getuigenis af van zijn noeste arbeid, zijn ongebreidelde werkdrift, zijn liefde voor de kunst, zijn veelzijdigheid. Zo heel af en toe komt er ook iets uit tevoorschijn wat ik maar moeilijk neutraal en soms zelfs amper met droge ogen kan bekijken: teke­ningen van mijn broer en mij als baby, als peuter, kleuter en in alle ontwikkelingsfa­sen daarna; echt interessant werden wij voor hem, toen wij ons op vrijersvoeten begaven en thuiskwamen met de meisjes die onze latere vrouwen zouden worden en die appelleerden aan zijn gevoel voor esthetiek: lange benen, lange haren en vóór alles overduidelijk van het vrouwelijk ge­slacht.

Maar vooral ook zijn kleinkinderen zijn talloze keren gevangen in een paar karakteristieke lijnen. Van veel van deze krabbeltjes heb ik geen weet gehad en het was een emotionele ervaring ze tussen alle andere tekeningen te ontdekken. Achteraf realiseer ik me, dat dat de manier was waarop mijn vader zijn liefde voor zijn ge­zin liet merken. Verbaal lukte dat niet zo, daar was hij te introvert voor.

 

Tekenen deed hij trouwens op en in alles. Dat was ook zijn onderwijzers op kostschool al opgevallen. Vooral zijn reken­kundige zaken kon hij maar moeilijk tot juiste oplossingen brengen, maar zijn teke­ningen zorgden ervoor, dat de onderwijzer zich bij de correctie van het werk niet hoef­de te vervelen. Gij verspilt veel kostbare tijd, heeft er eens een onder zijn geïllustreerde sommen gezet. Gij verspilt veel kostbare rode inkt, was de repliek van mijn vader binnensmonds. In zijn nalatenschap troffen we tekeningen van allerlei kaliber aan op kladblaadjes, op behangpapier, in dummies van boeken, op karton, op schriftblaadjes, op afgescheurd krantepapier en toch ook nog wel op kwaliteitspapier. Een royale doos vol met schetsboekjes - ik heb ze niet geteld, maar het zijn er veel - moet je op de juiste wijze van de grond tillen, wil je tenminste geen hernia oplopen. De inhoud van deze boekjes illustreert prachtig zijn evolutie op tekengebied.

 

In de bagageruimte van zijn auto had hij behalve het voorgeschreven reservewiel, de krik en gevarendriehoek standaard zijn reisschildersezel en dito verfdoos liggen. Samen met mijn moeder bereisde hij de regio en daarbij keek hij niet op een kilo­metertje. Wie op een landkaart bij elk plekje waar mijn vader heeft zitten werken een vlaggetje zou plaatsen, zou al gauw door de vlaggen de kaart niet meer zien.

 

Voor mijn moeder is dit eveneens een bijzondere periode geweest: zij heeft vooral geduld leren beoefenen en is aardig thuisgeraakt in de topografie van onze en andere provincies. Bovendien, een enkele keer heeft ze mijn vader op foto vast kun­nen leggen tijdens zijn artistieke bezighe­den; achteraf kunnen we zeggen, dat dat te weinig keren zijn geweest.

De kunst van Sjef van der Voort is voor mij altijd zo'n vanzelfsprekendheid geweest, heb ik in mijn ouderlijk en in mijn eigen huis altijd zo overvloedig aanwezig gezien, dat ik er onmogelijk afstand van kan nemen. Bijgevolg kan ik dan ook geen uitspraak doen over de plaats van mijn va­der in de kunst. Natuurlijk weet ik af van het bestaan van allerlei '-ismen', maar er is er maar één dat relevant is, ik noemde het al: het Frans impressionisme. Die stro­ming is heel precies in tijd en plaats te de­termineren en eenieder weet er grote na­men aan te verbinden. Sjef van der Voort is een exponent van déze cultuurstroming en van geen andere. Met respect keek hij op tegen de vertegenwoordigers van die stroming, die hij het meest in zichzelf her­kende en die hem tot lichtend voorbeeld strekten.

 

We hebben getracht u met deze ten­toonstelling een overzicht te bieden van het veelzijdige werk van mijn vader. Waar kon dat beter gebeuren dan in De Vierspan, centrum van het culturele gebeuren in Deurne, het dorp van zijn jeugd en herinne­ringen, waar hij graag terugkwam, en waar hij het jaren geleden aandurfde om voor de eerste keer te exposeren. Hij was er doodzenuwachtig voor, want hij stond toen waar hij nooit heeft willen staan: in het centrum van de belangstelling. Welnu, de zenuwen voor een opening heb ik van­avond van hem overgenomen. En ik heb het graag gedaan, uit diep respect voor de man van wie ik met trots kan zeggen: ik ben blij, dat hij mijn vader is geweest.

 

Ik wens u veel plezier bij het bekijken van zijn postume expositie en dank u voor uw aanwezigheid.

bottom of page