top of page

Op 14 november 1986 opende drs. P. van Hoek in De Vierspan de tweede expositie

 

 

Beste vrienden van de kunst en van Sjef van der Voort,

 

Op dit ogenblik doet zich weer één van die merkwaardige verschijnselen voor waar­aan ons sociale leven zo rijk is. Verschijnse­len die wij allemaal vanzelfsprekend vinden, maar die in feite geheel overbodig zijn. Bijvoorbeeld de zogenaamde opening van een tentoonstelling waar iedereen al lang middenin staat. Net of er anders niet gekeken kan worden. Eigenlijk mag men zoiets niet eens opmerken en zeker niet zeggen. We willen toch allemaal graag voor verstandig doorgaan. Daarom geldt het o.a. voor wijs om zich te schikken in het onvermijdelijke, zelfs als die best te vermijden zou zijn, mits ' we dat allen samen maar zouden willen. Maar dat kan niet meer, want de massa is te groot. Daar komt bij, dat het leven zou ont­bladeren als een boom in de herfst als we al dergelijke versierselen ineens zouden afschaffen. Vandaar dan toch deze opening

 

Het zal zelden voorkomen, dat een jongeman zich aan de kunstacademie laat inschrijven met de bedoeling daardoor rijk te worden. Wie het daarvoor zou doen die zal het zeker niet worden. Ook Sjef van der Voort heeft zich niet om het gewin op het moeilijke pad van de schilder-, ets-, en glazenierskunst begeven. Natuurlijk: voor niets gaat - zoals bekend - de zon op; de maan trouwens ook. Het verhaal gaat, dat Vincent van Gogh in arren moede eens al zijn schil­derijen aan de poetsvrouw wilde weggeven, maar dat deze ze zelfs voor niets niet wilde hebben. Ten gevolge daarvan lijden haar nakomelingen vandaag de dag nog aan

 

buikpijn van de spijt. Hoe duurder zijn schilderijen worden, des te liever wil men ze hebben, 'vreemd volkje,' zou Obelix hebben gezegd. In zijn Parijse tijd was Sjef van der Voort goed bekend met de later wereldbe­roemde Spaanse kunstschilder Utrillo, die destijds zijn werk aan de straatstenen niet kwijt kon en zelfs aan Sjef niet, omdat die het te gênant vond om ze zomaar te accep­teren en te weinig geld had om ze te kopen. Nu doen ze een prijs van zo ergens in de buurt van een ton of zo. Hiermee wil ik niet beweren, dat u vanavond uw nageslacht rijk kunt kopen, maar ge weet maar nooit, dat is wel gebleken. Overigens: wat schiet een mens op met een rijk nageslacht!

 

U zult u wel onderhand staan af te vragen: wanneer komt hij nou eens ein­delijk met de echte openingspraat? Want als dit nog maar pas de inleiding is, dan staan we hier nog wel een tijd. Wees gerust, ik ben al haast aan het openen toe.

 

Uit veeljarige en veelvuldige ervaring bij openingen van kunstexposities weet ik, dat het gebruikelijk is de oneetbare paprikasaus vooraf op te dienen. Mij vergaat daardoor de eetlust. Van dat aparte taaltje, eigen aan beroepskunstbe­schouwers of wat daarvoor wil doorgaan, heb ik meestal weinig begrepen. En als ik al eens de kans kreeg om het achteraf allemaal nog eens na te lezen, bleken bij nuchtere beschouwing meestal twee zaken: ten eerste een breed exposé van de eruditie van de spreker en tweede de constatering, dat er al wel veel kunst was gemaakt en vertoond, maar nog nooit zoiets prachtigs als deze keer en bovendien 'geschapen' door een kunstenaar die niet alleen het métier (zijn vak dus) op een tot dan toe ongeëvenaarde wijze beheerste, maar die ook nog was bezeten van een geheimzinni­ge, hoogverheven geest, uiterst begaan met het ellendige lot van alle veel minder begaafde medestervelingen, iets wat over­duidelijk uit zijn schilderijen viel af te lezen.

 

Mij bekroop dan altijd het gevoel in zeker opzicht een volkomen analfabeet te zijn, zeker als het non-figuratieve kunst betrof. Dat moeilijke woord betekent, dat je niet weet wat erop staat. Zo'n minderwaardigheidscomplex wil ik u niet proberen aan te praten. Hoe Sjef zijn schilderijen zijn, hoef ik u niet te vertellen. Ze zouden er trouwens niet mooier van worden Hoe Sjef van der Voort ertoe geko­men is om schilder te worden, waar en hoe hij het vak geleerd heeft en zo: dat alles hebt u al in de kranten kunnen lezen. Maar dat hij het goed heeft geleerd zult u kunnen zien. Kijk daartoe bijvoorbeeld maar eens naar het meisje voor de spiegel en probeer u in te denken voor welke moeilijkheden u zou zijn komen te staan als u dat zelf had moeten schilderen!

 

Men heeft het tegenwoordig voortdu­rend over creativiteit. Creëren dat is scheppen. Maar echt scheppen kan geen mens. Dat is slechts aan Eén voorbehou­den. Iedere kunstenaar wordt, of hij dat wil of niet, beïnvloed door de wereld rond­om zich, de natuur en door voorbeelden van anderen. Sjef van der Voort spreekt in zijn schilderijen een voor ieder verstaanbare taal. Geen moeilijk gedoe, geen misvormin­gen, geen aberrante deformaties tot in het onbegrijpelijke toe, geen zoekplaatjes. Nee: het is duidelijk wat het schilderij voorstelt en hoe het dient te worden opgehangen.

 

Toch is Sjef ondanks velerlei contac­ten met kunst en kunstenaars gewoon zich­zelf gebleven: een eersteklas vakman, een volbloed artiest met een eigen stijl die hij steeds heeft gehandhaafd. Voor de rest staat het ieder vrij zijn fantasie en zijn gemoed er door te laten beïnvloeden, naargelang de eigen behoefte en het eigen vermogen tot inleving in de geest van de schilder. Ik wens u daarbij veel kijkgenot en Sjef en Mies heel veel succes!

bottom of page