top of page

Tekst van de inleiding van Marcel van der Voort bij gelegenheid van de opening van de expositie van werk van Sjef van der Voort in het Heemhuis in Deurne, 13 Maart 2022.

 

Waarde aanwezigen,

 

Vanwege de huidige, mondiale gebeurtenissen, heb ik in de aanloop naar deze opening, bijna niet aflatend moeten denken aan wat ik, een tijd geleden al weer, tijdens een Nexus-conferentie in Amsterdam heb gehoord. De inleider, Rob Riemen, vertelde zijn gehoor het volgende voorval: de beroemde en toen al hoogbejaarde cellist Pablo Casals, gaf in Tel Aviv eind jaren zestig, begin jaren zeventig van de vorige eeuw, een concert. Op dat moment heerste er een gespannen sfeer in het Midden-Oosten. Die omstandigheid had de toenmalige premier Golda Meir overigens niet verhinderd om in de muziektempel aanwezig te zijn. Op enig moment ging tijdens het concert het luchtalarm af, en al gauw vlogen de granaten door de lucht. De aanwezigen wilden in paniek naar de schuilkelders vluchten, maar Golda Meir bleef onverstoorbaar naar Pablo Casals luisteren, die, op zijn beurt, doorspeelde alsof er niks aan de hand was.

 

Rob Riemen vertelde dit voorval als aankondiging van het optreden van Aeham Ahmad, de Syrische pianist die net in de tijd van de Nexus-conferentie wereldwijd bekend was geworden, omdat hij na elk bombardement op de stad Yarmoukh door Assads – of Poetins – gevechtsvliegtuigen, zijn piano uit de ruïnes tevoorschijn trok, om vervolgens zijn niet-omgekomen stad- en lotgenoten met zijn schitterende muziek een hart onder de riem te steken. Aeham Ahmad vulde vervolgens de grote zaal van het Amsterdamse Nationale Ballet- & Operagebouw met zijn prachtige pianospel en melancholische zang. De honderden aanwezigen waren er voelbaar door geraakt. Ikzelf krijg er nóg de tranen van in mijn ogen, als ik eraan terugdenk.

 

Uit deze twee gebeurtenissen valt te leren, dat kunst een tegenwicht kan bieden aan barbarij. Ze komen weliswaar beide uit muzikale hoek, maar laten zich moeiteloos transponeren naar alle andere vormen van kunst. Iedereen zal zich er wel eens op hebben betrapt, dat hij of zij, na een boek gelezen te hebben, nog dagenlang in gedachten bezig is met de thematiek, de gebeurtenissen, de afloop, de hoofdrolspelers – en hij of zij heeft door deze lezing een verandering ondergaan. Wie komt hetzelfde úit een museum als hij er is íngegaan? Wie heeft er thuis iets aan de muur hangen, wat hij er niet uit esthetische of emotionele overwegingen zélf heeft opgehangen? Wie kan er naar films kijken, zonder daar op een of andere manier door geraakt te worden? Wie kan er naar een Ierse River Dance kijken en daar laconiek onder  blijven? Over welke kunst je het ook hebt: ze ontroert, ze inspireert, ze sublimeert.

 

Ik realiseer me: wat een grote woorden, en als u denkt: hou de proporties eens in de gaten, dan hebt u volkomen gelijk. We staan niet in de Hermitage in Amsterdam, maar in het Heemhuis in Deurne, op bijna tweeduizend kilometer van Kiev, en het gaat slechts om tekeningen van Sjef van der Voort en niet om die van Herman Moerkerk (mijn vaders favoriet), of die van Da Vinci. Maar toch! Het Heemhuis is een belangrijke factor in het Deurnese sociale en culturele leven en is daardoor waardevol op een manier die niet in de AEX-Index terugkomt, die geen impact heeft op ons BNP, of anderszins in geld is uit te drukken. Het is wél een magneet voor veel bezoekers, bezoekers die de impact van hun visite evenmin in euro’s kunnen uitdrukken, maar niettemin rijker weggaan dan ze zijn binnengekomen.

 

Het is met mijn vader, Sjef van der Voort, niet anders. Hij heeft kunst gemaakt. Met kwast en olieverf op linnen, met penseel en waterverf op aquarelpapier en met een B6-potlood in schetsboekjes. Als zeventienjarig joch zat-ie al in z’n eentje bij onze zuiderburen, waar hij drie jaar ging studeren aan het Institut supérieur de Peinture de Bruxelles. Als twintigjarige knaap mocht hij vervolgens een driejarige stage volgen in Parijs, omdat hij als beste van zijn jaar was geslaagd. In plaats van na zijn stage terug te keren naar Deurne, trok hij verder zuidwaarts en kwam zodoende ook terecht in Saint-Gaudens, toentertijd nog een pittoresk plaatsje aan de voet van de Franse Pyreneeën. Hij vertrok er uiteindelijk met achterlating van zijn hart. Hij zou er enkele jaren later, kort na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, met Deurnese vrienden en zijn jongste broer Frans als vluchteling terugkeren, omdat een ontsnappingspoging naar Engeland was spaak gelopen. Na repatriëring door het Rode Kruis, heeft hij de rest van de wereldbrand ontvlucht in het Limburgse gehucht Honthem, bij Margraten, ondergedoken op een boerderij, die ik onlangs heb teruggevonden. Hij heeft de oorlog aan den lijve meegemaakt en hij heeft er grafisch verslag van gedaan. Aan de stille getuigen uit die bewogen periode kunnen we nu nog aflezen waarmee hij zich aan de realiteit van het moment heeft trachten te onttrekken. Hij is niet onbeschadigd uit deze oorlogsjaren tevoorschijn gekomen, maar ik durf de stelling aan dat het heel wat ernstiger met hem zou zijn gesteld geweest, als hij niet zijn artistieke uitlaatklep had gehad. Met het vreedzamere vervolg van zijn leven is het niet anders gegaan. Hij wilde creëren, op alle mogelijke manieren waartoe zijn talent hem in staat stelde en hij heeft dat gedaan met een passie die bijna aan verbetenheid grenst. Naar zijn stille getuigen kijken, doet dan ook wat met je.

 

Zijn kunst is altijd een vanzelfsprekendheid voor me geweest, niet iets om bij stil te staan. Dat werd anders, toen er een moment kwam waarop ik, na mijn pensionering, mezelf op een dag terugvond op de zolder van mijn huis in Frankrijk, omgeven door vele tientallen schilderijen, dozen met tekeningen en etsen, mappen met aquarellen en roodkrijttekeningen, een doos met 76 schetsboekjes, iconen en enkele gebrandschilderde glas-in-loodramen. Ik ben er nog niet in geslaagd om voor het gevoel dat op dat moment in me opsteeg adequate bewoordingen te vinden; ik zou het nu met u delen, als dat wél het geval was. Wél heeft dat gevoel twee boeken opgeleverd, waarin ik maar een fractie heb kunnen vertellen van wat ik graag had wíllen vertellen.

 

Het is opnieuw oorlog, ook al vallen de bommen en granaten niet op Nederland en merken we er vooralsnog alleen maar iets van door de hoge energieprijzen en door het duurder worden van veel andere zaken. En natuurlijk maakt u zich zorgen. Maar ik ben weer terug bij het begin van mijn verhaal: als de bescheiden expositie in het kleine, maar sympathieke Heemhuis, van een kleine bloemlezing uit de vele tekeningen van de nauwelijks bekende, maar gepassioneerde Deurnese kunstenaar Sjef van der Voort u maar voor de tijd van uw aanwezigheid hier laat vergeten wat voor ellende er momenteel in de wereld gaande is, dan heeft zijn kunst haar waarde weer bewezen. Ik weet zeker, dat mijn vader er trots op zou zijn geweest dat hij dat genot en die vergetelheid bij u kon bewerkstelligen. En ik ben dat nu in zijn plaats niet minder.

 

Ik nodig u uit om, voor zover u dat nog niet hebt gedaan, op uw dooie gemak de vitrines te bekijken, die met zoveel liefde en zorg zijn ingericht door Josée van der Loo en Toos Heinsbergen, die ik hartelijk dank voor zoveel toewijding.

bottom of page