top of page

OPENINGSWOORD BIJ DE EXPOSITIE IN KUNSTZAAL DOMMELDAL, MIERLO, 4 FEBRUAI 2018

Waarde kunstliefhebbers,

 

Mijn vader is gestorven in 1990. Al weer 28 jaar geleden. Tempus fugit! En hoewel er amper een dag voorbijgaat dat ik niet aan hem – en aan mijn moeder – denk, zijn zijn contouren in de loop van de jaren toch steeds vager geworden. Toen ik nog jong was, moest hij hard werken en had hij weinig tijd voor zijn kroost. Toen hij vanwege zijn gezondheid wél meer tijd kreeg, vertrok ik op mijn twintigste al definitief uit huis. Bepaald geen ideale omstandigheden voor indringende en blijvende herinneringen.

 

Hoewel mijn vader als fysieke persoon dus niet alomtegenwoordig is geweest in mijn jeugd, is hij dat anderszins wel degelijk geweest. Een grootste gemene deler van de twee adressen waar ik met mijn ouders heb gewoond, is het feit dat in beide huizen op elke vierkante decimeter van de muren een schilderij van mijn vader hing. De samenstelling van die collectie veranderde niet vaak en als dat wél het geval was, dan nog maar mondjesmaat. Wanneer er bijvoorbeeld opnieuw behangen werd – dat was absoluut ieder jaar nodig daar mijn ouders beiden kettingrokers waren – wilde er wel eens een schilderij dat al een tijdje de muur gesierd had, plaats maken voor een opvolger. Maar door de bank genomen heb ik tijdens mijn jeugd in een museum gewoond waarvan de collectie hoegenaamd geen wijzigingen onderging. In dat opzicht is mijn vader geen moment áfwezig geweest. Zijn kunst is voor mij dan ook mijn hele leven vanzelfsprekend geweest. Al die schilderijen, al die aquarellen, al die glas-in-loodramen heb ik geaccepteerd zoals ik ook accepteerde dat de bakker (toentertijd) ieder dag aan de deur kwam. Sterker nog, na zijn dood werd zijn artistieke nalatenschap een last. Mijn moeder heeft mijn vader twaalf jaar overleefd, en heeft zich al die jaren geen raad geweten met al die schilderijen die opgeslagen stonden op afdeling schone kunsten – zoals mijn vader zijn biotoop op zolder ironisch noemde – en ook nog op twee van de drie slaapkamers in het huis waar ze samen meer dan veertig jaar gewoond hebben. En na de dood van mijn moeder zagen mijn broer en ik ons opgezadeld met meer dan honderd schilderijen, vele tientallen aquarellen, flink wat mappen met roodkrijttekeningen en – nog wel de grootste ontdekking – vele honderden tekeningen en schetsen. Had-ie maar postzegels gespaard! heb ik menigmaal verzucht. Maar toch…

 

Niet lang na de dood van mijn moeder kochten mijn vrouw en ik een huis in Frankrijk. De voormalige dokterswoning in het Picardische stadje Nesle bleek een leeg museum te zijn waarvan de muren schreeuwden om gedecoreerd te worden met Frans-impressionistisch werk zoals mijn vader dat zijn hele leven geschilderd heeft. Voor mij was dat het begin van een herwaardering van zijn werk. Al die schilderijen die ik te lang als vanzelfsprekend had ervaren, kon ik nu als individuele kunstwerken zien, als mijn vrouw en ik moesten beslissen wat waar moest komen te hangen. En zo veranderde ons huis langzamerhand in een Musée Sjef van der Voort. En ach, ja, in 2009 werd niet alleen ons huis gedeeltelijk vernield door een gesprongen waterleiding bij de voordeur, maar zijn ook tientallen schilderijen en aquarellen compleet vernield of zwaar beschadigd geraakt tijdens dat sinistre, zodat de last van de artistieke nalatenschap van mijn vader, o ironie, erg veel lichter is geworden! Vijf jaar hebben de overlevers van mijn vaders kunstzinnige erfenis opgeslagen gestaan, voordat ons huis weer hersteld was en we met de herinrichting ervan konden beginnen. En opnieuw was het een dankbare bezigheid om ons maison de maître te herdecoreren met het werk van die in Oirschot geboren, in Deurne getogen en uiteindelijk tot Helmonder genaturaliseerde kunstenaar, die zijn hele leven Frankrijk als zijn tweede vaderland heeft gezien.

 

En nu deze expositie. Wat ben ik blij dat zich op enig moment de mogelijkheid voordeed om hier, in de intieme ambiance van Kunstzaal Dommeldal, een bescheiden bloemlezing van het werk van mijn vader ten toon te stellen. Ik heb me de afgelopen maanden intensief met hem moeten bezighouden. Hij is me daardoor in deze korte tijd duidelijker dan ooit voor de geest komen te staan, zodat zijn vervaagde contouren nu weer dik zijn aangezet en de verbleekte vlakken weer helder ingekleurd. En dat niet alleen, maar ik ben gelukkig ook in staat gebleken om me los te maken van de vanzelfsprekendheid waarmee al zijn kunstwerken aanwezig zijn geweest in mijn leven: eerst vroeger thuis bij mijn ouders, later in mijn eigen huis, toen ik bijna een halve eeuw geleden met m’n vrouw voor mezelf ben begonnen, en nu al weer zo’n vijftien jaar in ons huis in Frankrijk. Ik kan het als het ware met nieuwe ogen zien. En die ogen zeggen me: wat was hij veelzijdig: een knap tekenaar en kunstschilder, een voortreffelijk aquarellist, een uniek glazenier, een veelbelovend etser. Wat had hij een ongelooflijk breed scala aan thema’s, waarbinnen er twee prominent zijn: vrouwelijk schoon en paarden. Al ronddwalend tussen de Peel en Parijs – en ver voorbij deze lekker allitererende topografische  piketpalen - heeft hij niet aflatend toegegeven aan zijn drang om te scheppen, te scheppen, te scheppen. Wat ben ik trots op hem!

 

Zo trots als ik ben op mijn vader, zo ingenomen ben ik met het feit dat Antoinette en Pascal erin hebben toegestemd om samen met mijn broer Lucien en mij deze expositie in te richten. Dat dat een geweldige combinatie is, blijkt wel uit de symbiose van de één- en driedimensionale technieken zoals het bestuur van Kunstzaal Dommeldal een expositie graag ingericht ziet. Het  had niet beter gekund. Want, wat zou mijn vader zich hebben thuis gevoeld bij zijn twee mede-exposanten! Wat harmonieert het sterke, kracht uitstralende, soms lieflijke, dan weer dominante vrouwelijk schoon van Antoinette met het zijne! Hij zou verrukt zijn geweest. Wat zou hij onder de indruk zijn geweest van het werk van Pascal! In zijn bewaard gebleven tekeningen zit een aanzienlijk deel dat blijkt geeft van zijn voorliefde voor het edelste dier onder de dieren, dat wij daarom uitrusten met hoofd en benen in plaats van met kop en poten en dat hij in eindeloze poses heeft trachten te strikken in het vangnet van zijn potlood. Hij zou er met volle teugen van genieten dat Pascal in brons heeft gerealiseerd wat hij zelf graag op papier geschapen zou hebben. Ik dank jullie beiden, dat jullie zo bereidwillig zijn geweest om met jullie prachtige werken die van mijn vader luister bij te zetten.

 

Rest me nog mijn gitaarvrienden Dominique, Ruud en Wim te bedanken voor hun bereidwilligheid om deze opening van een andere artistieke dimensie te voor-zien. 

 

Zullen we nu de magische woorden ‘Sesam open u’ maar in de richting van de toegangsdeuren uitspreken? Ik wens jullie veel plezier bij het bekijken van deze bijzondere tentoonstelling en dank jullie voor je aandacht.

bottom of page