top of page

Marcel van der Voort

duikt in artistieke nalatenschap van vader Sjef van der Voort

Deurnese vriendegroep zat in oorlogsjaren in Zuid-Frankrijk

Weekblad voor Deurne, donderdag 15 februari 2018.

DEURNE - In de nieuwe editie van D'n Uytbeyndel, het tijdschrift van heemkundekring HN Ouwerling, schrijft Marcel van der Voort over de artistieke nalatenschap van zijn vader Sjef van der Voort De nala­tenschap bevat een aantal tekenin­gen uit 1940, die gemaakt zijn na het uitbreken van de oorlog. In deze periode vertrokken zeven Deurnese jongens, waaronder de 26-jarige Sjef van der Voort en zijn 18-jarige broer Frans, samen naar Frankrijk. De tekeningen leveren weinig ant­woorden en des te meer vragen op. Marcel van der Voort hoopt met on­derstaand relaas mensen te bereiken die wel antwoorden hebben.

 

■ In de artistieke nalatenschap van mijn vader, Sjef van der Voort, bevinden zich vele honderden tekeningen. Op enig moment ben ik die overvloed, om er houvast op te krijgen, gaan sorteren, inventariseren en digitaliseren. Dat is een karwei waarmee ik al ettelijke maanden bezig ben, en dat nog wel enkele maanden zal vergen, voordat ik ook de laatste tekening heb gescand en opgeborgen. Tijdens deze bezigheden kom ik regelmatig voor verrassingen te staan. Vaak komt dat, omdat ik tekeningen tegenkom die ik weliswaar eerder had gezien, maar waarvan ik me het bestaan niet meer herinnerde. Die roepen dan ook een nostalgische Aha-erlebnis op.

 

Het grote voordeel echter van het in betrekkelijk korte tijd intensief bezig zijn met deze inventarisatie, zit ‘m in het feit dat ik nu, beter dan voorheen, bepaalde tekeningen met elkaar in verband kan brengen. Als ik tijdens mijn bezigheden merk dat mijn vader in een periode eenzelfde papiersoort heeft gebruikt (in zijn nalatenschap zit een enorme diversiteit aan schetspapier), dan laten tekeningen die op dat papier gemaakt en ongedateerd zijn gebleven, zich op basis hiervan in verband brengen met exemplaren die wél gedateerd zijn. Mijn vader was erg slordig in het vermelden van data en plaatsen, maar vanwege de helicopterview die ik inmiddels heb, kan ik toch clusters van tekeningen maken die hij in een bepaalde periode in een bepaalde omgeving heeft gemaakt. Dat levert een ander soort verrassing op. Ook tekent zich gaandeweg een tijdlijn af.

 

Zo weet ik weinig tot niks van de oorlogsjaren van mijn vader, behalve dat hij een hele tijd in het Zuid-Franse plaatsje Saint-Gaudens heeft verbleven. Hij heeft er zijn mooiste tekeningen en aquarellen gemaakt. Twee tekeningen die ik niet eerder met elkaar in verband had gebracht, bleken een bijzonder licht te werpen op een bepaalde periode in zijn leven – en dat van enkele Deurnese vrienden. De eerste tekening is jammer genoeg erg vaag en licht getekend op donker papier, maar onderschrift en namen zijn duidelijk leesbaar. Het gaat om een groepje Deurnese jongens dat bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog na 10 mei 1940 besloten had om naar Frankrijk te gaan. Het gaat om de volgende club: Piet Althuizen, Charles Verschuren, Frans Bekkers, Gerard Althuizen, Frans van der Voort en Guus van Teefelen. De aanwezigheid van mijn vader bij de groep zal vanzelfsprekend en zeer gewenst zijn geweest, omdat hij bekend was met Frankrijk. Hij sprak vloeiend Frans, dankzij zijn grootmoeder van vaders kant, die afkomstig was uit de Elzas, zijn schooljaren op kostschool Eikenburg in Eindhoven, zijn professionele opleiding in Brussel en daarna zijn werk in Parijs, en hij had er jaren tevoren al regelmatig rondgezworven.

 

De tweede tekening [afb 2] is gemaakt in Saint-Gaudens, een dorpje aan de voet van de Franse Pyreneeën. Ze laat een barak in een boerenlandschap zien. Erbij een groep figuren die zich erg op haar gemak lijkt te voelen. In de bijschriften staan enkele namen vermeld van groepsleden van tekening 1. Bij het hek staan Frans van der Voort en Guus van Teefelen; op de voorgrond zit Piet Althuizen, samen met iemand die niet bij de vertrekkende jongelui was: Tud Goossens. Bij de figuur die uit het raam hangt, staat als bijschrift: ‘une fille Bruxelloise’; in de deuropening zitten twee meisjes: ‘des filles Belges de Leuven’ (niet: ‘Louvain’!). De twee zonnebaders blijken Charles Verschuren en Gerard Althuizen te zijn. Gerard Bekkers ontbreekt op deze tekening. Er blijkt zich ook een hond bij het gezelschap te hebben aangesloten: ‘notre chien Hirta’. Links fungeert een bak binnen een afrastering als ‘la cuisine’. Linksonder staat een moeilijk te ontcijferen tekst, Ik kan er geen Frans van maken: ‘ma …… de la Garenne St. Gaudens 1940 notre villa “…. d’air”’.

 

Jammer genoeg ontbreekt op beide tekeningen, op ‘1940’ na, een preciezere datum. Het zou aardig zijn geweest om door een aanvullende datering met dag en maand te kunnen achterhalen hoe lang de groep erover heeft gedaan om van Deurne naar Saint-Gaudens te reizen. Google Maps geeft een afstand van zo’n 840 kilometer aan waarover je 175 uur zou doen. Wellicht heeft die groep de afstand niet alleen lopend afgelegd, en hebben de avonturiers op enig moment een lift gekregen. Alhoewel, dat lijkt me voor een groep moeilijker dan voor een individu of een tweetal. Bovendien was het oorlog. Waren mensen toen behulpzamer voor een groep jonge buitenlanders of juist voorzichtiger? Enfin, een reconstructie blijft koffiedik kijken. Feit is, dat ze op enig moment Saint-Gaudens bereikt hebben en er een tijd zijn gebleven.

Ik ben erg nieuwgierig geworden naar de wederwaardigheden van de groep. Ik heb geprobeerd om in DeurneWiki nadere informatie te vinden over de groepsleden, maar behalve Guus van Teefelen heeft vooralsnog niemand van de vrienden er een eigen lemma gekregen. De reis moet voor Guus van Teefelen vermoedelijk een zware onderneming zijn geweest. Guus blijkt volgens DeurneWiki geleden te hebben aan een agressieve vorm van suikerziekte en hij blijkt maar 47 jaar te zijn geworden. Leed hij op jonge leeftijd al aan deze aandoening? Dan is zijn prestatie des te indrukwekkender geweest.

Pieter Koolen was zo vriendelijk om me van enkele groepsleden wat informatie te geven, al heeft hij niet van iedereen bijvoorbeeld de geboortedatum kunnen achterhalen. Die laatste vind ik interessant, want die laat zien dat de knapen die vertrokken allemaal begin twintig waren en dus op een leeftijd waren waarop ze wellicht interessant zouden kunnen zijn geweest voor de Duitse bezetter. Mijn vader was van 1914 en dus de oudste, Piet Althuizen van 1917, net als Guus van Teefelen; Frans Bekkers was van 1920 en de jongste broer van mijn vader, Frans, was van 1922.  Over Charles Verschuren kon Pieter niks vinden; waarschijnlijk was dat geen Deurnenaar.

 

Over de aanleiding voor hun vertrek tast ik volstrekt in het duister. Was er al sprake van Duitse repressie of verordeningen die deze groep hadden kunnen treffen? Vertrokken ze met toestemming van hun ouders? Hoe zijn ze de frontlinie in Frankrijk tussen het vrije Frankrijk en het bezette gedeelte gepasseerd? Hoe ging de terugweg? Wanneer hebben ze de terugtocht aanvaard en waarom? Hebben ze geprobeerd vanuit Zuid-Frankrijk naar Engeland over te steken?[1] Mijn vader heeft in 1940 op enig moment de oversteek naar Tunesië gewaagd, want ik ben tussen alle schetsen uit Saint-Gaudens een prachtige ingekleurde tekening uit El Agar, Tunesië tegengekomen die gedateerd is op 15 augustus 1940. Of de anderen hem hebben vergezeld? Geen idee. In 1941 was mijn vader in ieder geval weer in Nederland, want ik heb schetsen geïnventariseerd die uit dat jaar dateren. Twee tekeningen. Veel vragen. Weinig antwoorden.

 

Wat zou ik graag meer willen weten over deze groep jonge Deurnenaren. Mocht er iemand onder de lezers van D’n Uytbeyndel zijn die enig licht op deze bijzondere ge-beurtenis zou kunnen werpen, dan zou ik het zeer op prijs stellen, als hij of zij me daarover zou willen informeren.

 

[1] In Een nieuw palet van Bert Beulens staat te lezen: 'De tijdsomstandigheden dwingen hem om in 1937 naar Nederland terug te keren. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog sluit Sjef zich aan bij een groep jonge mannen die een poging wagen om via Zuid-Frankrijk naar Engeland te komen. Maar ze komen niet verder dan Toulouse van waaruit ze in oktober per bus – door bemiddeling van het Rode Kruis – weer naar Nederland worden getransporteerd. Vervolgens komt hij terecht in het Zuid-Limburgse Honthem waar hij bevriend raakt met Peer van den Molengraft en Harrie Pardoel. In juni 1944 trekt hij terug naar Brabant.' Het is niet uitgesloten dat deze opmerking en de tekeningen elkaar hier raken, maar zekerheid daarover heb ik niet.

bottom of page